De Algemene Wet Gelijke Behandeling (hierna: AWGB) is in 1994 in werking getreden en tracht bescherming te bieden aan mensen die gediscrimineerd worden. In de AWGB worden twee vormen van discriminatie gedefinieerd: direct onderscheid en indirect onderscheid. Direct onderscheid (art. 1 sub b) “vindt plaats indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie wordt, is of zou worden behandeld, op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat”. Indirect onderscheid (art. 1 sub b) “vindt plaats indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat in vergelijking met andere personen bijzonder treft”.[1]

Voor 2 oktober 2012 kon je met klachten terecht bij de Commissie gelijke behandeling (hierna: CGB). Na deze datum is het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het college) gevormd na de inwerkingtreding van de Wet College voor de Rechten van de Mens en is de CGB hierin opgegaan. Dit college is een onafhankelijke, transparante en toegankelijke organisatie die mensenrechten in Nederland beschermt, belicht en bevordert. Dat doen ze onder andere door onderzoek, advies en voorlichting. In individuele gevallen oordelen ze of er sprake is van discriminatie. Ook rapporteren ze jaarlijks over de situatie in Nederland op het gebied van mensenrechten.[2]

Het college heeft talloze uitspraken gedaan over klachten van vermeende discriminatie. Zoals bijvoorbeeld over De Kleine wereld B.V. die een man discrimineerde op grond van zijn nationaliteit door hem af te wijzen voor een functie van tandarts[3]. Een ander voorbeeld is Wave International Hairstyling B.V. die een vrouw discrimineert op grond van haar geslacht bij het tarief van een kappersbehandeling. De vrouw moest meer betalen dan haar man.[4] Het wordt duidelijk dat het college uitspraak doet over uiteenlopende zaken en een oordeel velt over verschillende klachten, waaronder de AWGB. De uitspraken van het college zijn echter niet bindend. Wel wordt het oordeel vaak opgevolgd door de rechter, waar je moet zijn om bijvoorbeeld een schadevergoeding te eisen.[5]

Uitzonderingen

Beide voorgenoemde vormen van onderscheid zijn verboden, behalve als ze passen binnen de uitzonderingen genoemd in de AWGB. Zo een uitzondering is onder andere te vinden in art. 2 lid 3: “het in deze wet neergelegde verbod van onderscheid geldt niet, indien het onderscheid een specifieke maatregel betreft die tot doel heeft vrouwen of personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep een bevoorrechte positie toe te kennen ten einde feitelijke nadelen verband houdende met de gronden ras of geslacht op te heffen of te verminderen en het onderscheid in een redelijke verhouding staat tot dat doel”.

Het is dus duidelijk dat vrouwen of personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep de enigen zijn die vallen onder deze uitzondering.

Artikel 2 lid 3 AWGB

Art. 2 lid 3 AWGB is dus een uitzondering op het verbod op onderscheid. Deze uitzondering geldt alleen voor vrouwen en personen die behoren tot een etnische of culturele minderheid. Het moet bovendien gaan om personen of groepen die, omdat ze tot die groep behoren, feitelijk nadeel ondervinden. De uitzondering zou dan een maatregel moeten zijn om de persoon in deze groep een bevoorrechte positie toe te kennen om die feitelijke nadelen te verminderen of op te heffen. Dit wordt ook wel een voorkeursbeleid genoemd. Dit voorkeursbeleid moet dan “redelijk in verhouding staan tot dat doel”. De maatregel moet verder aan een aantal eisen voldoen. Ten eerste is er het achterstandsvereiste: de groep waarvoor de maatregel bedoeld is moet daadwerkelijk een achterstand hebben. Dit betekent ook gelijk dat de maatregel tijdelijk moet zijn. Als de achterstand is opgeheven moet de maatregel weer ingetrokken worden. Ten tweede is er het evenredigheidsvereiste: de maatregel moet evenredig zijn met het doel dat beoogd wordt. Ook moet aan het kenbaarheidsvereiste voldaan worden: de maatregel moet kenbaar zijn aan de buitenwereld. Daarnaast moet de maatregel voldoen aan het zorgvuldigheidsvereiste: alle sollicitaties moeten in behandeling genomen worden en er mag niet bij voorbaat een sollicitatie geweigerd worden. Een voorbeeld van voorkeursbeleid is het selecteren van een persoon behorend tot een bepaalde groep boven iemand die niet tot die bepaalde groep behoort bij gelijke geschiktheid.

Discriminatie oplossen met discriminatie?

Volgens art. 2 lid 3 AWGB geldt de uitzondering zoals hierboven te lezen alleen voor vrouwen of personen behorende tot een bepaalde etnische of culturele minderheidsgroep. Hieruit blijkt dat voor autochtone mannen geen uitzondering mogelijk is om onder het verbod van direct dan wel indirect onderscheid uit te komen. Er kan dus geen voorkeursbeleid plaatsvinden ten voordele van autochtone mannen. Hierdoor is er eigenlijk sprake van discriminatie; een bevolkingsgroep wordt uitgesloten door de wet, puur en alleen door hun etniciteit en/of geslacht. Een argument voor deze keuze zou kunnen zijn dat autochtone mannen geen achterstandspositie zouden kunnen hebben in Nederland. Alhoewel dit argument discutabel is, zou deze bevolkingsgroep er in elk geval uitgefilterd worden door het achterstandsvereiste. Zolang er geen achterstand is mag er namelijk geen voorkeursmaatregel genomen worden. Mijns inziens is er dus geen reden om deze bevolkingsgroep volledig weg te laten uit de wettekst.

Conclusie en aanbeveling

Concluderend kan worden gesteld dat de AWGB in haar strijd om discriminatie tegen te gaan zelf discrimineert. En dat terwijl het een uitwerking is van art. 1 van de Grondwet, welke het volgende stelt: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”[6] Mijn persoonlijke aanbeveling is dan ook om art. 2 lid 3 AWGB zodanig aan te passen dat niet alleen vrouwen of etnische en culturele minderheidsgroepen onder de uitzondering kunnen vallen, maar ook autochtone Nederlandse mannen.

[1] Algemene Wet Gelijke Behandeling.

[2] Zie www.mensenrechten.nl.

[3] CVRM oordeelnummer 2020-50.

[4] CVRM oordeelnummer 2020-94

[5] Zie www.mensenrechten.nl.

[6] Artikel 1 Grondwet