In bijna alle Westerse landen is het fenomeen wel bekend: de platformeconomie. De digitale wereld heeft ons in zijn greep en dit heeft ook zijn gevolgen voor de arbeidsmarkt. Men kan flexibeler, goedkoper en het liefst ook nog zonder verplichtingen komen werken. Maar is dit wel zo’n Utopia als men laat lijken? En wat als een persoon niet wil, maar gedwongen wordt om als zelfstandige te werken in de platformeconomie? In dit artikel zullen de voor- en nadelen van de platformeconomie tegen elkaar worden afgewogen.

Platformarbeid is een overkoepelend begrip van crowd-work en work-on-demand via een app. Beide platformen maken het mogelijk dat vraag en aanbod bij elkaar wordt gebracht. Bij crowd-work is er sprake van een platform waarop het werk digitaal wordt aangeboden en het werk tevens digitaal wordt verricht. Een voorbeeld hiervan is Amazon Mechanical Turk. Bij work-on-demand wordt het werk digitaal aangeboden, maar wordt het uiteindelijk fysiek verricht. Een voorbeeld hiervan is Uber of Helping.[1] Niet alle platformarbeid wordt op dezelfde manier gekwalificeerd. In het artikel van mr. dr. P. Kruit en mr. M. Ouwehand wordt een uiteenzetting gegeven van de verschillende soorten platformarbeiders. Elementen van artikel 7:610 BW worden gebruikt om deze analyse te maken. Hieruit volgt dat enkel categorie 4, waaronder bijvoorbeeld Uber valt, een kans van slagen heeft ten aanzien van het bestaan van een arbeidsovereenkomst. De overige vier arbeidsrelaties kunnen worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. [2]

De kwalificatievraag speelt een grote rol binnen de platformarbeid. Wanneer is iemand namelijk een werknemer en wanneer zelfstandige? En als gevolg van deze kwalificatie: wanneer heeft iemand toegang tot de sociale zekerheid? Want ook dat is een van de grote problemen rondom de platformarbeid. Als men namelijk als zelfstandige wordt gekwalificeerd, krijgt deze bij ziekte, arbeidsongeschiktheid of werkloosheid geen uitkering. Dit is juist belangrijk voor de platformarbeiders, die vaak alleen zelfstandigen worden omdat zij dit moeten van de opdrachtgever. Zij hebben geen sociaal vangnet als zij ziek worden of geen opdrachten meer ontvangen. Er zijn al meerdere voorstellen gedaan zoals het toevoegen van een tussencategorie, net zoals in het Verenigd Koninkrijk de ‘worker’ bestaat, of een verzekeringsplicht waarbij alle zelfstandigen een verzekering moeten afsluiten in geval van verwezenlijking van een sociaal risico. Ook in Nederland is er een groot onderzoek gedaan door de Commissie Borstlap. Deze commissie heeft een verslag gemaakt waarbij de toekomst van het werken in Nederland in kaart wordt gebracht, en er informatie wordt gegeven hoe de Nederlandse wetgeving hierop zou moeten inspelen. [3]

Maar de platformeconomie heeft ook voordelen. Voor de opdrachtgevers is het veel goedkoper om een zelfstandige in te huren in plaats van een werknemer aan te nemen. Bij een werknemer moet een werkgever namelijk allerlei premies betalen voor de werknemersverzekeringen, zoals de WW, Ziektewet, etc. Deze hoeven niet betaald te worden wanneer een opdrachtgever gebruik maakt van zelfstandigen. In het verlengde hiervan kan er worden gesteld dat opdrachtgever veel minder verplichtingen hebben tegenover zelfstandigen dan tegenover werknemers. Er bestaat voor zelfstandigen geen minimumloon wat de opdrachtgever aan hen minimaal moet betalen. Ook is er vaak een overeenkomst van opdracht,  waarbij de zelfstandige voor bijvoorbeeld een project bij de opdrachtgever werkzaam is en de overeenkomst eindigt wanneer het project is afgelopen. Beiden hebben dus geen verdere verplichtingen waaraan zij zich moeten houden. Een zelfstandige kan namelijk ook vervanging zoeken en kan meer zelf bepalen, zoals werktijden en beloning. Het vereiste ‘gezag’ van artikel  7:610 BW ontbreekt dus. De zelfstandigen zijn dus erg flexibel, wat voordelig is voor de opdrachtgever en zijzelf.

Er hangt dus veel af van de vraag of een opdrachtnemer als zelfstandige of als werknemer wordt gekwalificeerd. Krijgt men een sociaal vangnet of niet? Moet de opdrachtgever premies betalen of niet? Deze onzekerheid kan bij de platformwerkers tot spanning leiden aangezien het een relatief nieuwe werkvorm is en de antwoorden op dergelijke vragen nog niet bekend zijn. Daarom is het heel belangrijk om juiste wetgeving rondom deze platformarbeiders te maken zodat zij en opdrachtgevers weten waar zij aan toe zijn. Een mogelijkheid om dergelijke wetgeving te maken is door te kijken naar hoe onze buurlanden, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, Duitsland of België, de kwestie oplossen. Want door deze vragen juist wel te kunnen beantwoorden, kunnen wij bepalen: ‘is platformarbeid een liefde of leed?’

[1] J.H. Bennaars, ‘Is platformwerk een bedreiging of een kans voor het arbeidsrecht? Het antwoord is ja’, Arbeidsrecht, juli 2018, afl. 6/7, p. 8

[2] Mr. dr. P. Kruit & mr. M. Ouwehand, ‘Platformarbeid: de ene platformwerk(nem)er is de andere niet’, Tijdschrift voor Recht en Arbeid, juni 2018, afl. 7/8, p. 19, 21

[3] ‘In wat voor land willen wij werken?’ Eindrapport van de Commissie Regulering van Werk, 23 januari 2020