Een belangrijke ontslagvergoeding in het Nederlandse recht is de transitievergoeding. Deze vergoeding is geregeld in artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek. Op het moment dat iemand ontslagen wordt, ontvangt deze een vergoeding van de werkgever van maximaal €83.000 of een jaarsalaris. Dit moet worden gezien als een compensatie voor het ontslag en het zou moeten helpen om de transitie naar een nieuwe baan te bevorderen. Maar sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid is het aantal slapende dienstverbanden sterk toegenomen. [1] Een slapend dienstverband is een situatie waarbij een werkgever na twee jaar ziekte de arbeidsovereenkomst niet beëindigd. Doordat de arbeidsovereenkomst niet wordt opgezegd, vindt er geen afrekening van het dienstverband plaats met als gevolg dat een dergelijke transitievergoeding niet wordt uitgekeerd. [2] In dit artikel zullen de laatste ontwikkelingen over dit onderwerp uiteen worden gezet. 

Een zeer belangrijke ontwikkeling is de Wet Arbeidsmarkt in Balans. In deze wet is de periode van de transitievergoeding gewijzigd. Een werknemer krijgt nu vanaf het moment dat hij bij een bepaald bedrijf gaat werken een transitievergoeding binnen dit bedrijf als er sprake is van een ontslag. Een van de redenen voor de wijziging van de transitievergoeding is dat de wetgever de problematiek rondom de slapende dienstverbanden aan wil pakken. Een voordeel voor de werkgever in het vorige systeem was namelijk dat door het niet-afgehandelde dienstverband er geen transitievergoeding aan de werknemer betaald hoefde te worden.

De Hoge Raad heeft in een van haar arresten antwoord gegeven op de vraag hoe werkgevers om moeten gaan met de slapende dienstverbanden.  Op grond van het goed werkgeverschap op grond van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek moeten werkgevers instemmen met een voorstel van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen na twee jaar ziekte om een beroep te kunnen doen op de transitievergoeding. [3] 

Een ander belangrijke uitspraak van de Hoge Raad is de Xella-uitspraak. Hieruit volgt de Xella-norm: de verplichting van de werkgever om op verzoek van een werknemer mee te werken aan beëindiging van een slapend dienstverband onder toekenning van een vergoeding. Xella-norm vindt haar grondslag in artikel 7:611 BW. [4] De invulling is gebaseerd op de Compensatieregeling alsmede de voor invoering van deze regeling gegeven redenen.[5] Het lijkt erop dat deze norm op alle slapende dienstverbanden van toepassing is. [6]

Uit deze uitspraken en ontwikkelingen valt af te leiden dat de wetgever en de Hoge Raad de slapende dienstverbanden een probleem vinden. En terecht! Een grondbeginsel van het arbeidsrecht is dat er sprake is van een ongelijkheidscompensatie tussen de werkgever en de werknemer. Door de problematiek rondom de slapende dienstverbanden zou deze compensatie niet plaatsvinden doordat de werknemer in mindere mate beschermd wordt. Het valt dan ook zeer te prijzen dat de Nederlandse wetgever hiervoor een stokje heeft gestoken.

[1] E.W. de Groot, ‘Slapend dienstverband, opgelost of een illusie?’, Tijdschrift Recht en Arbeid, april 2020, afl. 4, p. 3

[2] G.A. Diebels, De Kleine Gids voor het Nederlandse arbeidsrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021/4.4.8

[3] E. Wits, ‘Slapende dienstverbanden en de reële re-integratiemogelijkheid: een dubbele wake-up call?’, Arbeidsrecht, februari 2020, afl. 2

[4] HR 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1734, r.o. 2.7.3

[5] HR 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1734, r.o. 2.7.2

[6] E.W. de Groot, ‘Slapend dienstverband, opgelost of een illusie?’, Tijdschrift Recht en Arbeid, april 2020, afl. 4, p. 4