Ons moderne leven voelt zich sterk aangetrokken tot het idee van vooruitgang. Dit vloeit voort uit de achttiende eeuw, toen de Europese samenlevingen steeds rijker en technologischer werden. De conventionele opvatting dat de mensheid wreed en onwetend was, veranderde naar welvarend en beschaafd.[1] Er was echter een achttiende-eeuwse filosoof die het heftig oneens was met deze ontwikkeling.[2] Jean-Jacques Rousseau werd in 1712 geboren in Genève.[3]

Toen Rousseau tien jaar oud was, kreeg zijn vader een juridisch geschil en werd het gezin gedwongen Genève te ontvluchten. Vanaf dat moment werd het leven van Rousseau gekenmerkt door diepe instabiliteit en isolatie.[4] Rousseau trok naar Parijs en als jonge man werd hij hier blootgesteld aan de weelde en luxe die in Parijs door het Ancien Régime aan de orde waren.[5] Parijs verschilde sterk met zijn geboorteplaats Genève, een stad die sober was en diep gekant tegen luxegoederen.[6]  In 1749 ervoer Rousseau een openbaring toen hij een krant las, The Mercure de France, die schreef over de vraag of recente ontwikkelingen in kunst en wetenschap hebben bijgedragen aan de ‘’zuivering van de moraal’’, anders geformuleerd: werd de wereld beter?[7] Het viel Rousseau op dat de beschaving en vooruitgang van de mensen niet was verbeterd. In plaats daarvan hadden ze een vreselijke destructieve invloed uitgeoefend op de moraliteit van mensen die eens goed waren geweest.[8] Rousseau gebruikte dit inzicht en maakte er de centrale stelling van wat zijn gevierde verhandeling over kunst en wetenschappen werd. Zijn argument was vrij eenvoudig: individuen waren ooit goed en gelukkig geweest, maar toen de mensen zich bij de samenleving hadden aangesloten, werden ze geplaagd door ondeugd en zonde.[9]

Tijdgenoten van Rousseau zagen zijn werk misschien als onverstandig en zijn gevoelens voor romantiek als een voorbijgaande fantasie. Rousseau drong er echter bij ons op aan de grootsheid, diepte en eer ervan te zien. In zijn geschriften over zijn eigen leven was Rousseau even romantisch en introvert. Voor hem waren dit triviale of egocentrische onderwerpen, ze maakten deel uit van een belangrijke taak: laten zien hoe het van binnen is.

Rousseau stierf in 1778 op zesenzestigjarige leeftijd. Zijn reputatie bleef groeien. Hij werd  een van de helden van de Franse Revolutie en tevens een inspiratie voor een groot aantal kunstenaars en schrijvers uit de negentiende eeuw. Rousseau kan worden beschouwd als een van de grondleggers van de romantische beweging, een ideologie die verantwoordelijk is voor het waarderen van het primitieve boven het beschaafde.[10]

Sociaal Contract

In 1762 schreef Rousseau het Sociaal Contract in Frankrijk in een tijd van grote veranderingen. Het morele gezag van koningen en de kerk werd voortdurend in twijfel getrokken, net als de politieke macht in het algemeen. De wereld werd minder feodaal en steeds mondialer.[11] Voortbouwend op het werk van Hobbes en Locke, ontwikkelde Rousseau een nieuwe sociaal contract theorie die nog verder gaat om de vrijheid van het individu in evenwicht te brengen met de macht van de soeverein.[12] Rousseau beweert dat het volk de soeverein moet worden. Voor Rousseau zou het opgeven van vrijheid, van natuurlijke vrijheid, leiden tot een grotere burgerlijke vrijheid.[13] Politiek moest worden beoordeeld op deze basis en dit leidde tot een van de meest beruchte zinnen van Rousseau: ‘’als een individu niet handelt in overeenstemming met de algemene wil, dan zouden ze gedwongen moet worden om vrij te zijn’’.[14]

Wat betekent dat precies?

Rousseau opent zijn boek over het sociale contract met de volgende zin: ‘’de mens wordt vrij geboren, en overal bevindt hij zich in ketenen’’.[15] Hiermee gaat hij terug naar onze vroege voorouders, de vroege mensen en hun primitieve leven. Mensen worden in feite volledig vrij geboren. Dit staat bekend als de staat van de natuur, een idyllische periode waarin er geen samenlevingen, geen wetgevers en geen beschavingen waren. Ieder mens heeft honderd procent vrijheid.[16]

De natuurtoestand

Rousseau stelde zich voor dat mensen in de natuurtoestand hun eigen geest gemakkelijker begrepen en zo aangetrokken werden tot de essentiële kenmerken van een tevreden leven, respect voor de natuur, nieuwsgierigheid naar anderen en een voorliefde voor muziek en eenvoudig amusement.[17] De natuurtoestand is echter in de loop van de tijd flink veranderd. Het begon bij stammen, toen ontstonden er gemeenschappen, toen steden en uiteindelijk grote landen.[18] De menselijke bevolking nam exponentieel toe. We moesten de wereld en de natuur met veel meer mensen delen, wat schaarste en onderlinge concurrentie veroorzaakte.[19] Mensen werden onderling afhankelijk en konden niet meer alleen in hun behoeften voorzien. Gemeenschappen en arbeid werd verdeeld onder de bevolking om het leven voor iedereen gemakkelijker te maken.[20] Hierdoor werden er sociale klassen gevormd, waardoor mensen zichzelf begonnen te vergelijken met anderen. Dit verlangen om beter te zijn dan je medemens kwam voort uit een gecorrumpeerde zelfliefde.[21]

De wetten van het land

Rousseau geloofde dat het belangrijk was om te beschermen wat mensen hebben en ervoor te zorgen dat ze nooit hun rijkdom en status verliezen.[22] De wetten van het land zouden direct ten goede komen aan de rijken en hogere klassen, dat is meer dan voor de armen het geval was. De wetten zouden worden scheefgetrokken in het voordeel van de rijken en machtigen om hun privé-eigendom te beschermen.[23]  Regeringen zouden worden gevormd met de belofte om alle burgers te beschermen, maar in werkelijkheid zouden de wetten en regels die werden aangenomen er alleen voor zorgen dat de rijken rijk bleven en dat de ongelijkheid zou blijven bestaan.[24] Hoewel dit ongewenst is, zijn we niet langer in een positie waarin we terug kunnen gaan naar de staat van de natuur, we zijn te ver gevorderd.[25] Het doel van Rousseau is om een evenwicht te vinden tussen vrijheid en gelijkheid, terwijl iedereen samenleeft onder de wetten van een soeverein.[26] Er kon dus maar één soeverein zijn die kon zorgen voor een eerlijk en gelijk bestuur over de hele bevolking. Er was maar één heerser die het leven van iedereen in de betreffende staat zou proberen te verbeteren om de sociale problemen en ongelijkheid op te heffen en alle mensen te dienen: de heerser moest het volk zelf zijn.[27]

De algemene wil

Rousseau had voor ogen dat alle mensen bij elkaar zouden komen en collectief het nieuwe lichaam zouden vormen. Dit nieuwe lichaam zou de heerser zijn, het zou een eigen entiteit zijn die doet wat het beste is voor zichzelf. Aangezien het bestaat uit iedereen in de betreffende staat, zouden de acties en wetten die worden aangenomen iedereen ten goede komen als een collectief recht. Mensen zouden bij elkaar komen en kijken naar wat het beste is voor de gehele bevolking.[28] Dit noemde Rousseau de ‘’algemene wil’’. Mensen zullen hun eigen egoïstische behoeften opzij zetten, hun eigen belang vergeten en kijken naar wat het beste is voor de hele staat.[29] Beleidsonderwerpen worden besproken, mensen stemmen en wetten worden aangenomen, ze kunnen geen basis hebben in egoïstische behoeften. De algemene wil is opgebouwd uit wetten en regels die allen toestaan om op de best mogelijke manier samen te leven.[30]  De algemene wil stelt ons in staat om heersers en onderdanen te worden en om volledig vrij te zijn, maar wel gebonden aan de wetten van het land. Het is het perfecte compromis tussen vrij leven met andere mensen in een onderling afhankelijke wereld.[31]

De absolute soeverein

Rousseau was het helemaal niet eens met het overdragen van je recht om te regeren aan een ander, bijvoorbeeld aan een dictator, een koning of zelfs een politieke partij. Iedereen zou het recht moeten hebben om zelf te regeren, er zou geen andere autoriteit moeten zijn.[32] De soeverein heeft absolute macht, maar elk individu maakt de soeverein. Geen persoon of kleine groep mensen heeft deze macht, het behoort aan iedereen en is collectief. De soeverein kan land en individuele eigendommen verdelen, het kan de verdeling van arbeid uitvaardigen, het kan belastingen heffen, het kan elke wet aannemen die de algemene wil ten goede komt en er kan een regering worden gevormd.[33] Deze regering is wel enkel om de wetten en regels te beheren die de soeverein heeft ingesteld, uiteindelijk zijn het alle mensen die absolute macht hebben.[34]  Op deze manier wordt de maximale vrijheid die een individu kan bezitten in een staat bereikt.

Is het idee van de algemene wil niet gewoon een mythe?

Op het eerste gezicht lijkt dit een zeer wenselijke staat om in te leven, het is in feite een directe democratie waar de mensen als geheel beslissen wat het beste is voor hun land. We hoeven ons geen zorgen te maken over corrupte politici of dictators. Er zitten echter wel problemen verbonden aan Rousseaus sociaal contract.

Ten eerste zitten er problemen aan een directe democratie verbonden: de gemiddelde persoon heeft niet voldoende kennis omtrent politieke, economische, culturele of sociale kwesties om in een positie te verkeren waarbij wetten gemaakt moeten worden. Zelf denk ik ook dat de overgrote meerderheid van de mensen geen interesse heeft om bij te dragen aan wetgeving van een land. Er zullen grote hoeveelheden wetgeving worden aangenomen waar de bevolking niet over heeft gestemd, hetzij door pure luiheid of onwetendheid. Desalniettemin zullen zij leven onder wetten waar zij geen aandeel in hadden. De meerderheid zou wel eens geregeerd kunnen worden door de meer scherpzinnige en geïnformeerde minderheid.

Ten tweede denk ik niet dat mensen stemmen in overeenstemming met de algemene wil. Mensen zijn egoïstische wezens, dat zit in onze natuur. We stemmen alleen voor dingen die in ons eigen belang zijn.

Ten derde zegt Rousseau ook dat de heerser absolute macht en absolute controle zou hebben en dat alle mensen alle rechten aan de heerser zouden opgeven. Dit zou dan ook gedachten, gewoonten, tradities en overtuigingen inhouden. De meerderheidsregel zou dan verschillende mensen op verschillende manieren beïnvloeden, mocht de meerderheid besluiten dat een bepaald persoon of een bepaalde groep mensen vervolgd moet worden.

Tot slot is het ook onmogelijk toe te passen in landen met een grote landmassa en een enorme bevolking. Je kan een groot land niet opdelen in kleinere regio’s en die burgers laten stemmen voor hun respectieve gebieden. Een land zou dan bijvoorbeeld honderden verschillende wetten hebben in verschillende gebieden. Dit is zeer onpraktisch en in feite inspireert het niet tot eenheid of collectiviteit.

De wetgever

Rousseau introduceert ook het idee van wat hij noemt de wetgever. Dit zou een wijze intelligente deugdzame persoon zijn, die de wetgeving aan de gemiddelde mens kan uitleggen en mensen kan inspireren om te stemmen in overeenstemming. Je kunt dit zien als een staatsfiguur die de collectieve identiteit bevordert en de bevolking adviseert over wat het beste is voor de algemene wil en wat de soeverein en het welzijn van iedereen zal versterken.[35] Dit kan echter ook opgevat worden als staatspropaganda. Het manipuleren van de massa om op een bepaalde manier te stemmen. Hoe beslissen deze wetgevers over wat het beste is voor de staat? De wetgevers zouden ook een egoïstisch belang kunnen hebben. Dit schept het gevaar van het uniformiseren van denkwijzen, waardoor elke variatie of afwijking van de opvattingen van wetgevers kan worden onderdrukt en het zwijgen opgelegd.

Conclusie

In weerwil van het bovenstaande denk ik dat we in de wereld van vandaag, met het internet en de mogelijkheid van op blockchain gebaseerde stemsystemen, nog nooit in een betere positie zijn geweest om directe democratie in te voeren. Hoewel niet iedereen de politieke, economische of sociale kennis en het begrip heeft om deel te nemen aan de wetgeving, de optie er wel altijd voor hen is. Ze worden niet uitgesloten van deelname, maar kiezen ervoor om niet deel te nemen. Als ze op de hoogte zijn van de zaak en betrokken willen worden, hebben ze altijd een plaats aan de tafel. Als mensen geloven dat ze niet voldoende kennis hebben om wetten te maken, dan zal dat in het belang van de soeverein zijn dat ze niet deelnemen.

Rousseaus fundamentele overtuiging was dat de samenleving homogeen zou moeten zijn, wat velen ertoe gebracht heeft hem ervan te beschuldigen om een van de intellectuele bronnen van het totalitarisme te zijn. Hij stond op gespannen voet met liberalen uit die tijd, zoals Voltaire en Montesquieu. Rousseau wordt dan als het meest treffend beschreven, als een communistische denker in plaats van een liberaal.[36] Rousseaus invloed en reputatie is nog altijd groots. Hij heeft een belangrijke bijdrage aan de filosofie van de Verlichting geleverd en had een grote invloed op de oorzaken in de loop van de Franse Revolutie, die misschien wel de bepalende factoren zijn geweest voor de creatie van het moderne Europa. Ook heeft Rousseau bijna elke filosoof beïnvloed die na hem kwam. De moderne wereld, ondanks haar verslaving aan status, machinerie en kapitalistische waarden, gaat in veel opzichten door. Het is verbazingwekkend dat zoveel van wat we beschouwen als gezond verstand rechtstreeks terug te voeren is op het werk van een niet altijd even wijze, maar altijd zeer intrigerende en provocerende denker.

 

Literatuurlijst

Beiser 2004

F.C. Beiser, ‘Duits idealisme. De strijd tegen het subjectivisme 1781-1801’, in: Tijdschrift voor Filosofie, Nr. 2 2004, pp. 354-356.

Filosofie Magazine 2023

Filosofie Magazine. (2023, 9 januari). Jean-Jacques Rousseau – Filosofie Magazine. https://www.filosofie.nl/filosofen/jean-jacques-rousseau/

Rousseau 1793

J.J. Rousseau, B. Morks, & J.A. Crajenschot (1793), ‘Over het maatschappelijk verdrag, of Grondbeginselen van het staats-recht’, Dordrecht 1793.

Rousseau 2012

J.J. Rousseau, W. Conyngham Mallory, ‘De bekentenissen van Jean-Jacques Rousseau’, De Drijvende pers 2012.

 

 

[1] Rousseau 1793, Boek IV p. 105.

[2] Rousseau 1793, Boek III p. 97.

[3] Rousseau 1793, Boek III p. 152.

[4] Rousseau 1793, Boek IV p. 25.

[5] Rousseau 1793, Boek III p. 87.

[6] Rousseau 1793, Boek IV p. 4.

[7] Rousseau 2012, p. 405.

[8] Rousseau 2012, p. 7.

[9] Rousseau 1793, Boek III p. 114.

[10] Filosofie Magazine 2023

[11] Rousseau 1793, Boek I p. 128.

[12] Rousseau 1793, Boek I p. 8.

[13] Rousseau 1793, Boek I p. 59.

[14] Rousseau 1793, Boek IV p. 15 & Boek I p. 16.

[15] Rousseau 1793, Boek I p. 4.

[16] Rousseau 1793, Boek I p. 8.

[17] Rousseau 1793, Boek III p. 143 & Boek I p. 22

[18] Rousseau 1793, Boek IV p. 38.

[19] Rousseau 1793, Boek IV p. 34.

[20] Rousseau 1793, Boek I p. 65.

[21] Rousseau 1793, Boek IV p. 17.

[22] Rousseau 1793, Boek I p. 167.

[23] Rousseau 1793, Boek IV p. 42.

[24] Rousseau 1793, Boek III p. 44 & 49.

[25] Rousseau 1793, Boek IV p. 34.

[26] Rousseau 1793, Boek I p. 165.

[27] Rousseau 1793, Boek I p. 158.

[28] Rousseau 1793, Boek I p. 130.

[29] Rousseau 1793, Boek I p. 73.

[30] Rousseau 1793, Boek III p. 12.

[31] Rousseau 1793, Boek I p. 99.

[32] Rousseau 1793, Boek I p. 105.

[33] Rousseau 1793, Boek I p. 79.

[34] Rousseau 1793, Boek I p. 23.

[35] Rousseau 1793, Boek I p. 133.

[36] Beiser 2004, p. 354.