In de samenleving klinkt de laatste jaren steeds luider de opvatting dat dieren grondrechten zouden moeten krijgen. Het zou immers een effectieve manier zijn om een einde te maken aan bijvoorbeeld de intensieve veehouderij en de daarmee gepaard gaande misstanden. Partij voor de Dieren pleit in zijn verkiezingsprogramma dan ook dat artikel 1 van de Grondwet het recht op gelijke behandeling van dieren moet garanderen.

Maar is het eigenlijk wel wenselijk om dieren grondrechten toe te kennen? In dit artikel bespreek ik de voor- en tegenargumenten van het verankeren van dierenrechten in de Nederlandse grondwet. Ten slotte benoem ik de consequenties van het verankeren van dierenrechten in de Grondwet. Maar eerst schets ik kort de huidige juridische status van dieren.

Huidige status van de rechten van het dier
Tijdens de middeleeuwen werden dieren voor de rechtbank gedaagd als zij zich niet aan het recht hielden. Het laatste dierenproces in Nederland vond plaats in 1789; een stier kreeg de doodstraf nadat hij zijn eigenaar om het leven bracht. [1] Vandaag de dag worden dieren gelukkigerwijs niet meer juridisch verantwoordelijk gehouden voor hun daden. Dieren worden dan ook beschouwd als zaken, aldus artikel 3:2a van het Burgerlijk Wetboek, waarover de mens
eigendomsrecht kan uitoefenen.

Gelukkig zijn er wetten die het volledige gebruik van het eigendomsrecht op dieren begrenzen en op die manier dierenwelzijn verbeteren. Zo zijn er de Wet Dieren, Wet op de dierproeven, Wet natuurbescherming en de Visserijwet. Echter, uit deze wetten ontleent het dier geen rechten, maar eerder privileges naargelang de functie die het dier vervult ten opzichte van de mens. Op basis van de Wet Dieren dient een gedomesticeerd konijn anders te worden behandeld dan een proefkonijn op basis van de Wet op de proefdieren. Dit volgt ook uit het eerder geschetste status van het dier als rechtsobject.

Van rechtsobject naar rechtssubject?
Met het verankeren van dierenrechten in de grondwet, wordt het dier drager van rechten en daarmee rechtssubject. Hierdoor zou de dierenwelzijn effectiever kunnen worden gegarandeerd, aangezien dieren dan net als de mens recht zouden hebben op lichamelijke integriteit zoals omschreven in artikel 11 Grondwet.

Naast rechten dragen rechtssubjecten plichten, waaronder de plicht de wet te gehoorzamen. Vooral op dit punt tekenen critici bezwaar tegen het toekennen van grondrechten aan dieren. Per slot van rekening is het lastig om vol te houden dat een dier enig plichtsbesef heeft de wet te gehoorzamen. Aan de andere kant, hetzelfde kan worden gezegd over een baby – en die beschikt wel over grondrechten.

Een ander belangrijk punt is de vraag welke dieren eigenlijk grondrechten zouden moeten hebben. Zou een slak bijvoorbeeld over dezelfde grondrechten moeten beschikken als een dolfijn? Als het antwoord ja is, hoe rechtvaardig je dan het trekken van de grens bij dieren en het uitsluiten van andere levensvormen, zoals planten en schimmels? Wetenschappers Sue Donaldson en Will Kymlicka stellen voor de grens te trekken tussen gedomesticeerde en niet-gedomesticeerde dieren , waarbij alleen de eerstgenoemden grondrechten zouden moeten hebben omdat ze deel uitmaken van een gemeenschap met mensen. [2]

Een ander risico dat naar voren komt is dat, vanwege het feit dat onduidelijk is waar dieren recht op hebben – dieren hebben tenslotte zelf geen ‘stem’ – , bepaalde politieke actoren zelf invulling geven aan dit begrip en om die reden hun eigen politieke agenda kunnen doorvoeren onder het mom van ‘dierenrechten’. [3]

Tot slot roept het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan dieren vragen op over de wenselijkheid ervan in de huidige maatschappij, waarin dieren een belangrijke instrumentele rol spelen. Dit zou namelijk in zijn geheel een einde maken aan de dierenhandel en de bio-industrie. Daarnaast zou het simpelweg tot juridisch onhoudbare situaties leiden wanneer het dier degene is dat ons verplichtingen oplegt. [4]

Dierenwelzijn als staatsdoelstelling?
Hoewel het toekennen van grondrechten aan dieren praktisch onwenselijk lijkt, is het wel een optie om dierenwelzijn als staatsdoelstelling op te nemen in de Grondwet, zoals in Duitsland al sinds 2002 het geval is. [5] Het opnemen een dergelijke staatsdoelstelling zal ertoe leiden dat dierenwelzijn als zelfstandige factor meegewogen wordt bij belangenafwegingen door de overheid. [6] Met als potentieel effect dat de overheid meer beslissingen neemt in het voordeel van het dier.

De vraag die ik in de inleiding stelde, luidt: zouden dierenrechten moeten worden verankerd in de Grondwet? Mijn antwoord is nee; dit zou namelijk vanuit maatschappelijk perspectief zeer onwenselijk zijn. Dit neemt echter niet weg dat er andere mogelijkheden zijn om dierenwelzijn te verbeteren, zoals het aanscherpen van bestaande wetgeving of grondwettelijk vastleggen van het
verbeteren van dierenwelzijn als staatsdoel.

 

1 https://www.nationalgeographic.nl/geschiedenis-en-cultuur/2020/06/dieren-voor-het-gerecht-een-serieuze-zaak
2 Donaldson S. & Kymlicka W. (2011). Zoopolis : a political theory of animal rights. Oxford University Press.
3 https://www.parool.nl/columns-opinie/opinie-leg-de-rechten-van-dieren-niet-in-de-grondwet-vast~b1278bbf/
4 Idem
5 Zie artikel 20a van de Grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland
6 J. Vink, 'Dierenwelzijn: Van onderhandelbare naar grondwettelijke waarde', NJB 2018-1297, afl. 26, p. 1862-1869.