Inleiding
Van tijd tot tijd laait de discussie over hervorming (en vereenvoudiging) van het belastingstelsel op. Een van de onderwerpen die daarbij vaak aan bod komen betreft het al dan niet invoeren van een vlaktaks in box 1 van de Wet op de Inkomstenbelasting. Zo kwam de vlaktaks ter sprake bij de grote herziening van de inkomstenbelasting in 2001. Later, met de publicatie het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA[1] en het rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel[2] is dit wederom aan de orde gekomen. Ook nu weer klonken er geluiden over het eventuele invoeren van een vlaktaks.

De verkiezingen van 15 maart 2017 hebben inmiddels reeds geresulteerd in de langste kabinetsformatie ooit in de Nederlandse historie.[3] Aan de formatietafel is men steeds druk bezig geweest om een kabinet te vormen. Om dit te bereiken spreken de partijen over allerlei problematiek; zij proberen te kijken of zij elkaar hierin voldoende kunnen vinden om gezamenlijk een coalitie te vormen. Eén van de onderwerpen die aan de formatietafel de revue hebben gepasseerd is de vlaktaks. Begin september zorgde dit voor een stroom aan nieuwsberichten over de eventuele invoering van een dergelijke vlaktaks. Inmiddels blijkt dat dit onderwerp inderdaad deel uitmaakt van het regeerakkoord 2017-2021 van de VVD, CDA, D66 en ChristenUnie.[4] Daarom wordt in dit artikel het geheugen opgefrist. Want wat houdt zo’n vlaktaks ook alweer in? Wat is de reden voor het steeds maar weer terugkeren van de discussie over invoering van een vlaktaks? En kan de (waarschijnlijke) invoering van de vlaktaks inderdaad een stap in de goede richting vormen?

 Het huidige systeem
De Nederlandse Wet op de Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) wordt gekenmerkt door het boxensysteem. De eerste box – van de drie – belast het inkomen uit werk en woning. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt bepaald door het inkomen uit werk en woning te verminderen met de te verrekenen verliezen uit werk en woning. Momenteel geldt binnen deze box een schijvensysteem bestaande uit vier schijven waarbij het inkomen tegen een hoger tarief wordt belast naarmate het inkomen hoger is.[5] Dit wordt ook wel een progressief systeem genoemd. Binnen de Wet IB gelden daarnaast vrijstellingen, heffingskortingen, persoonsgebonden aftrekposten en allerlei andere fiscale snufjes. Dit heeft geresulteerd in een inkomstenbelasting die nauwelijks nog te begrijpen is, wat ertoe leidt dat de schreeuw om vereenvoudiging steeds weer terugkeert.[6]

Een vlaktaks – wat is dat?
Een van de manieren waarop vereenvoudiging in de Wet IB zou kunnen worden gerealiseerd, is door invoering van een vlaktaks. Het idee achter een vlaktaks is dat een lager, uniform tarief wordt ingevoerd. Het invoeren van een dergelijk tarief zorgt er uiteraard voor dat de belastingopbrengst minder zal worden. Hier staat in beginsel dan ook tegenover dat de tegemoetkomingen (vrijstellingen, aftrekposten en heffingskortingen) grotendeels geëlimineerd worden. Door de combinatie van het lage, uniforme tarief en het schrappen van de tegemoetkomingen, bereikt men dat sprake is van een eenvoudiger belastingstelsel en een bredere heffingsgrondslag.[7]

Uiteraard bestaan binnen de vlaktaks ook weer verschillende modellen. Centraal in de huidige discussie met betrekking tot de vlaktaks staat de zogenoemde tweetraps-vlaktaks. Een dergelijke vlaktaks heeft tot doel om de koopkrachttoename van de hoogste inkomens af te vlakken door een tweede, hoger tarief in te stellen. Eigenlijk is bij deze vorm van een vlaktaks dus sprake van een versimpeld tariefschijvenstelsel bestaande uit twee schijven: één schijf waarin het grootste deel van de inkomens valt en één schijf voor de topinkomens.[8] Het lijkt er op dat de invoering van een dergelijke vlaktaks in de praktijk ook haalbaar kan zijn wanneer deze samengaat met andere wijzigingen, zoals het in de tariefstructuur integreren van de premieheffing volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke zorgpremie. De invoering van de vlaktaks en het doorvoeren van de nodige wijzigingen zal er dan, aldus Caminada en Stevens, toe leiden dat het mogelijk is om voor inkomens tot €55.000 een basistarief van 33,8% in te voeren. 90% van de belastingplichtigen vallen dan onder dit basistarief. Voor de inkomens vanaf €55.000 zal een hoger tarief van 43,8% gelden.[9]

Gaat het nu dan echt gebeuren…?
Zoals alles in het leven heeft ook de invoering van de vlaktaks voor- en nadelen. De geluiden naar vereenvoudiging zijn echter een constante geweest de afgelopen decennia en hieraan zal op een zeker moment toch gehoor moeten worden gegeven. Invoering van een tweetraps-vlaktaks lijkt hiervoor een stap in de goede richting te kunnen zijn, aangezien dit verbetering op het gebied van eenvoud in de uitvoering met zich mee zal brengen. De eenvoud in de uitvoering zal ertoe leiden dat uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en administratieve lasten voor burger en bedrijfsleven afnemen.[10] Daarnaast kan de invoering van de tweetraps-vlaktaks ertoe leiden dat tariefarbitrage verminderd.[11] Deze en andere voordelen maken het zeker de moeite waard om de vlaktaks een kans te geven binnen ons Nederlandse belastingstelsel.

Bovendien zijn belangrijke argumenten die bij eerdere discussierondes over de vlaktaks zijn aangevoerd onderuitgehaald. Zo werd wel betoogd dat een vlaktaks in strijd zou zijn met het draagkrachtbeginsel. Dit beginsel houdt kort gezegd in dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Als daadwerkelijk sprake zou zijn van strijd met het draagkrachtbeginsel, zou invoering van een vlaktaks uiteraard uit den boze zijn. Het draagkrachtbeginsel vormt immers een zeer belangrijke rechtvaardigheidsgrond van onze belastingheffing, waaronder dus ook onze inkomstenbelasting. Inmiddels is echter duidelijk dat een progressief tarief niet vereist is voor een heffing naar draagkracht.[12] Zeker wanneer gebruik wordt gemaakt van een tweetraps-vlaktaks zal geen strijd met het draagkrachtbeginsel optreden, aangezien nog altijd enigszins sprake is van een progressie in het tarief, hetgeen er sowieso in resulteert dat belastingplichtigen met een hoger inkomen procentueel meer belasting dienen af te dragen.

Het lijkt er inmiddels op dat het inderdaad zal gaan komen tot de invoering van de vlaktaks. Kabinet Rutte-III geeft in het Regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ aan te beogen de lasten voor (werkende) burgers sterk te verlagen, met name aan de hand van de invoering van een tweetraps-vlaktaks met een basistarief van 36,93% en een toptarief van 49,5%. De invoering van deze vlaktaks zal worden gecombineerd met enkele andere wijzigingen in de inkomstenbelasting, zoals een verhoging van de algemene heffingskorting en een verhoging van de arbeidskorting.[13] Duidelijk is dus wel dat in de voorzienbare toekomst nog niet zal worden gegaan voor de radicale invoering van een échte vlaktaks. Vooralsnog blijft het bij een tweetraps-vlaktaks. Uiteraard moet het huidige kabinet zich allereerst focussen op de formatiefase van de formatie. Wanneer ook deze fase succesvol is doorlopen, kan het nieuwe kabinet dan eindelijk van start gaan en de doelstellingen uit het regeerakkoord, waaronder de tweetraps-vlaktaks, gaan realiseren. Hopelijk kan de invoering van deze vlaktaks dienen als startschot bij de realisatie van een eenvoudiger (inkomsten)belastingstelsel.

[1] Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, Een sociale vlaktaks. Naar werkbare en begrijpelijke inkomstenbelastingen, 2009.

[2] Studiecommissie belastingstelsel, Continuïteit en vernieuwing. Een visie op het belastingstelsel, april 2010.

[3] G. de Groot, Rutte breekt formatierecord, Financieel Dagblad 9 oktober 2017.

[4] Regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’, gepubliceerd op: www.kabinetsformatie2017.nl/documenten.

[5] Artikel 2.10 Wet op de Inkomstenbelasting 2001.

[6] L. Berentsen, Inkomstenbelasting is nauwelijks nog uit te leggen, Financieel Dagblad 13 november 2015.

[7] J.W.E. Litjens & C.P. Duinmaijer, ‘Een vlaktaks in box 1: één uniform tarief, vele varianten’, Weekblad Fiscaal Recht 2010/1301, p. 2.

[8] J.W.E. Litjens & C.P. Duinmaijer, ‘Een vlaktaks in box 1: één uniform tarief, vele varianten’, Weekblad Fiscaal Recht 2010/1301, p. 4.

[9] K. Caminada & L. Stevens, ‘Blauwdruk voor belastinghervorming’, Weekblad Fiscaal Recht 2017/101, p. 20.

[10] D.A. Albregtse, Cursus Belastingrecht Studenteneditie 2017-2018, Deventer: Kluwer 2017, p. 70.

[11] R.H.J.M. Gradus, ‘De charme van eenvoud: naar een sociale vlaktaks en één loonbegrip’, Weekblad Fiscaal Recht 2009/1103, p. 4.

[12] A.C. Rijkers, ‘Een proportioneel inkomstenbelastingtarief in de 21e eeuw’, FED 2001/229, p. 5.

[13] Regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’, gepubliceerd op: www.kabinetsformatie2017.nl/documenten, p. 35.