Tenzij je een kapperszoon of dochter bent moet iedereen aan de zes-wekelijkse traditie geloven en een beurt bij de kapper inplannen. Sommigen plannen zelfs een afspraak om de vier weken in. Een programma of bundel, dit houdt wassen, knippen en föhnen in, kost al snel rond de 35 euro. Al is er vaak wel een groot verschil in prijs afhankelijk van je geslacht. Zo betalen mannen vaak enkele euro’s minder dan vrouwen. De reden hiervoor is dat, volgens onderzoek van de Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie, mannen gemiddeld tien minuten minder in de knipstoel zitten dan vrouwen. Dit komt omdat het haar vaak korter is, de coupe vaak eenvoudiger te knippen is of omdat mannelijk haar meestal sneller droogt. Ondanks dat het hier om gemiddelden gaat en deze cijfers dus niet voor iedereen gelden, worden de prijzen wel bepaald aan de hand van het geslacht van de klant. Is hier sprake van verboden onderscheid tussen man en vrouw?

Een geknipt stel

Een stel dat naar de kapper ging en geconfronteerd werd met een verschil in prijs omdat ze verschilden van geslacht, vroeg dit zich af. De vrouw en de man hadden allebei even lang haar en waren dus even snel klaar, maar de vrouw moest meer betalen dan de man. Zij vond dit niet eerlijk en dus besloot ze naar het College voor de Rechten van de Mens (hierna: College) te stappen.[1]

Het College voor de Rechten van de Mens

Het College is bevoegd om uitspraken te doen over zaken waarin sprake is van vermeende discriminatie. De uitspraken van het College zijn niet bindend, je krijgt bijvoorbeeld geen schadevergoeding en het College kan de kapsalon niet dwingen om dezelfde prijs te hanteren, maar met een uitspraak van het College kan je wel naar de rechter stappen. Meestal volgen rechters het oordeel van het College op, waardoor je steviger in je schoenen staat bij het entameren van een rechtszaak bij een rechter wiens uitspraak wel bindend is.

Het oordeel

Volgens artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Algemene wet gelijke behandeling, in samenhang met artikel 1 Algemene Wet Gelijke Behandeling is het verboden om onderscheid te maken op grond van geslacht bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten. Het gaat hier om het aanbieden van een knipbeurt en dus om het aanbieden van een dienst. Omdat in dit geval direct onderscheid plaatsvindt, klanten van het vrouwelijk geslacht worden namelijk anders behandeld dan klanten van het mannelijk geslacht, is dit onderscheid alleen toegestaan als sprake is van een van de wettelijke uitzonderingsgronden.

Het College onderzocht in deze zaak eerst waar het verschil in prijs vandaan kwam, en constateerde dat het lag aan de lengte van de knipbeurt. De kapsalon dat het stel had behandeld gaf aan dat “een damescoupe een complexere techniek vereist die tijdsintensiever is. Het is dan ook de behandelduur die doorslaggevend is bij het bepalen van de prijzen, niet het geslacht.” Het College gaf aan dat dit niet per se onjuist is, maar dat het niet naar voren komt in de prijslijst. Verder is geen sprake van een wettelijke uitzonderingsgrond waardoor de kapsalon dus verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht.

Het gevolg

Wat betekent dit voor kapperszaken in Nederland? Zijn zij nu verplicht om hun prijslijst aan te passen? Zoals gezegd is de uitspraak van het College niet bindend, en dus kan het College niets afdwingen bij de kapperszaken. Wel is er een precedent gecreëerd waaruit blijkt dat een verschil in prijs op grond van geslacht verboden onderscheid is volgens het College. Dit betekent dus dat klanten die bij een kapsalon een andere prijs moeten betalen op grond van hun geslacht, naar de rechter kunnen stappen. De kans is groot dat de rechter de klant in het gelijk stelt. Het is dan waarschijnlijk niet zo dat de rechter oordeelt dat de kapperszaken die verboden onderscheid maken gelijk moeten worden gesloten. De prijslijst kan bijvoorbeeld aangepast worden zodat er een onderscheid wordt gemaakt op grond van de duur van de behandeling of de lengte van het haar, en er kan een schadevergoeding gegeven worden.

[1] CVRM oordeelnummer 2020-94