1. Introductie

Het praten over economische oorlogsvoering en de gevolgen hiervan is relevanter dan ooit aangezien de economische sancties tegen Rusland een grote rol spelen in de oorlog met Oekraïne. De oorlog en deze sancties hebben de energiehandel met Rusland verstoord en gezorgd voor hoge energiekosten.[1] Russische media beschrijft deze sancties zelfs als een ‘daad van agressie’.[2] Hoewel dit alleen zo benoemd wordt door Russische media, opent het wel een interessant vraagstuk. Wanneer kan een staat zich beroepen op zelfverdediging bij een handelsoorlog?


1.2 Art. 51 VN-Handvest en economische oorlogsvoering

Voor een staat om zich te beroepen op het inherente recht op zelfverdediging uit art.51 VN-Handvest, moet er voldaan worden aan de volgende voorwaarden:[3]

  • gewapende aanval;
  • tegen een lid van de VN;
  • noodzakelijk en proportioneel;
  • de Veiligheidsraad onverwijld ter kennis brengen.[4]

Economische oorlogsvoering laat zich lastig definiëren, Professor R.L. Allen heeft het beschreven als: ‘’De bewuste poging om de relatieve economische, militaire en politieke positie van een land door middel van buitenlandse economische betrekkingen uit te breiden’’.

.”[5] Het begrip wordt gebruikt voor acties zoals blokkades, het bombarderen van fabrieken maar ook economische sancties zoals een embargo, boycots of collectieve sancties van de Veiligheidsraad van de VN.[6] Er zijn verschillende vormen van economische oorlogsvoering.

De methodes van economische oorlogsvoering zijn onder te verdelen in gewelddadige methodes van economische oorlogsvoering en economische oorlogsvoering methoden zonder krijgsmacht. Een andere categorie is de economische oorlogsvoering in vredestijd. Deze categorie kan je onderverdelen in gedecentraliseerde oorlogsvoering en geïnstitutionaliseerde economische oorlogvoering.[7]

2. De reikwijdte van een gewapende aanval, art.51 VN-Handvest

2.1 Art.2 (4) VN-Handvest

De basis van het recht van een staat om geweld te gebruiken in het jus ad bellum ligt besloten in art.2 (4) VN-Handvest. In dit artikel is te lezen dat staten zich moeten weerhouden van het gebruik of de dreiging van geweld tegen een andere staat. [8] Hoewel het gezien wordt als de basis van het recht op zelfverdediging, heeft gebruik of dreiging van geweld art.2 (4) VN-Handvest, een bredere reikwijdte dan de gewapende aanval van art.51 VN-Handvest. Hierdoor vallen niet alle inbreuken van art.2 (4) VN-Handvest onder een gewapende aanval.[9] Art.51 VN-Handvest is op geen enkele andere vorm van agressie van toepassing dan een gewapende aanval.[10]

2.2 Nicaragua v. US

In de Nicaragua uitspraak heeft de IGH besloten dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen de zwaarste vormen van het gebruik van geweld en minder zware vormen.[11] Om aan de drempelwaarde van een gewapende aanval te voldoen moet er sprake zijn van een bepaalde schaal en effect.[12] Het moet zich op grote schaal afspelen en essentieel effect hebben. Er is geen duidelijke lijst met voorwaarden wanneer deze schaal of effecten bereikt zijn. Hoewel het IGH zegt dat art.51 VN-Handvest niet ingeroepen kan worden bij eenvoudige grens incidenten, heeft art.51 VN-Handvest geen beperkingen wat betreft de grootte van de aanval, de mate van directheid of het belang van een aanval.[13]

2.3 Collectieve zelfverdediging en individuele zelfverdediging

Het IGH heeft een duidelijk onderscheid gemaakt tussen collectieve en individuele zelfverdediging. Het inherente recht van zelfverdediging behelst beide vormen. Een gewapende aanval geeft recht op de collectieve zelfverdediging uit art.51 VN-Handvest, een mindere vorm van gebruik van geweld geeft geen recht tot collectieve tegenmaatregelen met gebruik van geweld. Hierdoor is er een hoge drempelwaarde voor manieren om legale collectieve zelfverdediging te gebruiken.[14] Ondanks dat minder zware vormen van gebruik van geweld niet onder de gewapende aanval van art.51 VN-Handvest vallen, kunnen tegen deze aanvallen proportionele defensieve tegenmaatregelen geboden worden. De IGH heeft niet gespecificeerd wat deze tegenmaatregelen kunnen zijn. Er kan volgens J.Yusuf aangenomen worden dat het verwijst naar militaire tegenmaatregelen.[15] Art.51 VN-Handvest sluit geen andere vormen dan militaire aanvallen uit.[16]

2.4 Art.51 VN-Handvest en economische acties

Er zijn verschillende manieren om art.51 VN-Handvest te lezen in verband met economische dwang. Een manier om art.51 VN-Handvest te lezen is dat het niet gebruikt kan worden tegen economische dwang. Wanneer je dit artikel leest in combinatie met art.2 (4) VN-Handvest, kan er alleen gebruik gemaakt worden van zelfverdediging bij militaire dwang.[17] Maar uitoefening van macht naar een staat met het gebruik van economische dwang is wel een schending van art.2(4) VN-Handvest. Een andere manier op hier naar te kijken is dat er geen bepaling in het Handvest staat die eenzijdig gebruik van geweld verbiedt als het noodzakelijk en proportioneel is.[18] Het concept van (krijgs)macht in art.2(4)  VN-Handvest houdt geen economische dwang in, ongeacht de intensiteit.[19]  Niet gewelddadige economische agressie geeft wel recht tot beroep onder art.39 VN-Handvest tot de Veiligheidsraad.[20] Het uitoefenen van economische dwang is bijna onvermijdelijk in de dagelijkse handelspraktijk van staten, er wordt niet gestreefd dit onder een internationaal gemeenschappelijk beleid te brengen, aangezien het geen dreiging is voor de wereldwijde orde.[21] Professor Eagleton beschreef in zijn analyse van de oliecrisis van 1973, dat een staat vrij is om barrières op te werpen in de handel met een andere staat onder het gewoonterecht.[22]

3. Methodes van economische oorlogsvoering

3.1 Gewelddadige methoden van economische oorlogsvoering

Een duidelijke vorm van gewelddadige  economische oorlogsvoering zijn methoden van zeegevechten. Zoals blokkades, doorzoeking van schepen, inbeslagname van schepen en het onderscheppen van smokkelwaar. Onder het onderscheppen van smokkelwaar wordt gezien het onderscheppen van lading aan boord van een neutraal schip. Blokkades kunnen ook via het land of de lucht ingezet worden.[23]

Onder het gewoonterecht valt een blokkade onder een gewapende aanval.[24] Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen een blokkade als een daad van oorlog en een vreedzame blokkade. Een vreedzame blokkade houdt ook de doorzoeking van schepen in. Dit gaat in het geval van een vreedzame blokkade over materialen en smokkelwaar als munitie en wapens. Commerciële lading kan alleen ingenomen worden als er een verantwoordelijkheid naar een derde staat is, die deze goederen gekocht heeft. Ook neutrale schepen kunnen onder vreedzame blokkades doorzocht naar smokkelwaar, maar mogen alleen ingenomen worden als ze ook daadwerkelijk voor smokkelwaar gebruikt worden.[25] Of het een vreedzame blokkade is, moet bepaald worden naar de tijd, plaats en omstandigheden en de doelen van de betrokken staten.[26]

Gewelddadige methodes van economische oorlogsvoering vallen onder een gewapende aanval en kunnen als daad van oorlog gezien worden, tenzij de tijd, plaats, doel en omstandigheden dit rechtvaardigen. Deze categorie is hierdoor vrij makkelijk te beoordelen

3.2 Economische oorlogsvoering methoden zonder krijgsmacht

De categorieën uit 3.1 zijn vrij makkelijk te kwalificeren, de methoden zonder krijgsmacht zijn lastiger te kwalificeren omdat er geen gewapende kracht bij gebruikt wordt. Dit kunnen methoden zijn zoals wetgevende of administratieve handelingen. Deze handelingen zijn voornamelijk gericht naar personen, bezit of gedrag binnen de jurisdictie van deze staat. Deze handelingen kunnen het handelen met een vijand verbieden, het bevriezen van vijandelijke fondsen en activa en het invoeren van handelsbeperkingen inhouden. Er kunnen ook economische maatregelen getroffen worden om een militaire actie te ondersteunen zoals het bevriezen van fondsen en activa in het territorium van de handelende staat. Dit beperkt zich vaak alleen tot de staat en niet tot personen.[27]

Wanneer deze acties gebruikt worden ter ondersteuning van een gewapend conflict of een gewapende aanval zijn deze acties onderdeel van het oorlogsrecht. Zo moeten bijvoorbeeld bepaalde humanitaire waarborgen bewaard blijven zoals het beschermen van burgers. En de handelingen zoals handelsbeperkingen of embargo’s mogen niet leiden tot uithongering of het blokkeren van medisch gereedschap of andere humanitaire middelen.[28]

Tegen deze categorie van economische oorlogsvoering zou een staat art.51 VN-Handvest kunnen inroepen wanneer deze acties een gewapend conflict ondersteunen en daamee deel zijn van een gewapende aanval. Ook zijn er bepaalde waarborgen die in acht genomen moeten worden. Schending van deze waarborgen kan in bepaalde gevallen gezien worden als een gewapende aanval wanneer deze een bepaalde zwaarte bereiken. Een vraag die hierbij overblijft is, hoe worden deze methoden zelfstandig gekwalificeerd, zonder deel te zijn van een gewapend conflict?

3.3 Economische oorlogsvoering in vredestijd

Dit is de categorie van economische oorlogsvoering waar meer onduidelijkheid over kan bestaan, omdat een aspect van gewapend conflict geheel afwezig is. Economische oorlogsvoering in de vorm van economische dwang kan gezien worden als alternatief van gewapend conflict. Art.2 (4) VN-Handvest en het gewoonterecht sluiten het gebruik van economische macht niet uit.[29] Deze economische maatregelen kunnen zoals onder 3.2 besproken een embargo zijn, handelsbeperkingen of het bevriezen van activa.

Een groot verschil tussen maatregelen van economische oorlogsvoering in vredestijd of gewapend conflict is welke regelgeving er van toepassing is. Maatregelen van economische oorlogsvoering of economische dwang zonder gewapend conflict vallen niet onder de regelgeving van een gewapend conflict. Maar regelgeving omtrent mensenrechten en verdragen kan nog steeds van toepassing zijn zodat er nog steeds een minimale bescherming voor de burgers van de staat is.[30]

Het is zeer onwaarschijnlijk dat economische oorlogsvoering in vredestijd zou kunnen leiden tot het inroepen van art.51 VN-Handvest door een staat. Een gewapend conflict is geheel afwezig. Hierdoor is het zeer onwaarschijnlijk dat de actie gezien kan worden als het hebben van een gelijke zwaarte als een gewapende aanval. Mede gelet op het feit dat voor termen zoals economische agressie of economische dwang expliciet niet gekozen is om deze onder art.2(4) VN-Handvest te brengen, zoals besproken is onder 2.6. Het inroepen van art.51 VN-Handvest door een staat zou dus alleen in het uitzonderlijke geval kunnen gebeuren waarbij de economische oorlogsvoering voldoet aan de proportionaliteitseis uit art.51 VN-Handvest. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 4. Economische oorlogsvoering in vredestijd kan dus vallen onder een gewapende aanval wanneer bepaalde mensenrechten of verdragen dusdanig geschonden worden, dat er voldaan wordt aan de proportionaliteitseis uit art.51 VN-Handvest.

3.4 Geïnstitutionaliseerde economische oorlogsvoering

Geïnstitutionaliseerde economische oorlogsvoering zijn collectieve maatregelen opgelegd door de VN-Veiligheidsraad.[31] Economische oorlogsvoering is terug te vinden in het VN-Handvest in art.41 VN-Handvest. De veiligheidsraad kan economische maatregelen opleggen. Dit zijn maatregelen zonder gebruik van geweld zoals sancties of economische wapens.[32] Dit wordt verder uitgebreid in art.42 VN-Handvest, waarin staat beschreven dat de Veiligheidsraad ook blokkades kan opleggen om de internationale vrede en veiligheid te bewaren. Bij de maatregelen uit art.42 VN-Handvest kan geweld gebruikt worden.[33] Er is een sanctiecomité, deze heeft een lijst gemaakt met zaken die uitgesloten zijn van bijvoorbeeld embargo’s zoals voedsel, medisch gereedschap en zelfs kleding. Ditzelfde comité heeft ook een lijst gemaakt met goederen waar alleen handel in mag plaatsvinden met toestemming van het comité. De VN kan ook sancties opleggen zoals het bevriezen van activa, ook hier zijn er humanitaire uitzonderingen.[34]

De beoordeling van geïnstitutionaliseerde economische oorlogsvoering levert  weinig problemen op of dit kan leiden tot het inroepen van art.51 VN-Handvest door een staat. Aangezien dit geautoriseerde acties zijn door de Veiligheidsraad en daarmee niet onder art.2 (4) VN-handvest of art.51 VN-Handvest vallen.

3.5 Gedecentraliseerde economische oorlogsvoering

Gedecentraliseerde economische oorlogsvoering zijn eenzijdige economische maatregelen door een staat, collectief aan staten of een internationale organisatie niet zijnde de VN. Deze maatregelen worden genomen om druk uit te oefenen op de economie van een andere staat, en zijn maatregelen zoals een embargo of beperkingen, bevriezing en gelijksoortige maatregelen. Deze vorm van oorlogvoering wordt vaak gekwalificeerd als tegenmaatregelen.[35] Er is dan sprake van een inbreuk op internationale verplichtingen maar deze zijn uitgezonderd omdat het is ingevoerd op basis van een eerdere inbreuk.[36] In de Nicaragua zaak is bepaald dat een staat niet gebonden is om een handelsrelatie te houden met een andere staat, als er geen verdragsverplichting aanwezig is.[37] Omdat er een verplichting ontbreekt kunnen maatregelen zoals embargo’s of het terugtrekken van economische hulp legaal genomen worden. Het zijn weliswaar vijandige maatregelen, maar ze zijn niet onrechtmatig.

Maar economische druk moet wel binnen een bepaalde grens blijven, zodat het geen inbreuk gemaakt wordt op het principe van non-interventie. Maatregelen zijn onrechtmatig wanneer ze dwang uitoefenen op een andere staat omtrent zaken als politiek, economie of cultuur. [38]

Gedecentraliseerde economische oorlogsvoering en economische oorlogsvoering in vredestijd  behelzen dezelfde acties zoals sancties, embargo’s of beperkingen onder verschillende omstandigheden. Deze categorieën kunnen beschreven worden als economische dwang.

Wanneer deze acties gebruikt worden ter ondersteuning van een gewapend conflict worden deze beperkt door de verdragen omtrent gewapende conflicten. Dus kunnen deze acties onder een gewapende aanval vallen wanneer humanitaire waarborgen niet in acht worden genomen en het kan leiden tot bijvoorbeeld uithongering. Wanneer er geen sprake is van een conflict zijn de verdragen omtrent gewapende conflicten niet van toepassing maar er is nog steeds een minimal bescherming van verdragen en mensenrechten. De schending van deze waarborgen of mensenrechten kan gezien worden als het voldoen aan de proportionaliteitseis uit art.51 VN-Handvest, waardoor een staat art.51 VN-Handvest zou kunnen inroepen.

4. Noodzakelijkheideis en proportionaliteiteis van art.51 VN-Handvest

4.1 Proportionaliteitseis van art.51 VN-Handvest

De proportionaliteitseis van art.51 VN-Handvest beperkt de reikwijdte en intensiteit van een actie onder art.51 VN-Handvest.[39] Proportionaliteit ziet op het feit dat er niet meer geweld wordt gebruik dan nodig.[40]

Het gebruik van militaire kracht tegen economische dwang zou ontoelaatbaar zijn omdat er geen dreiging of gebruik van geweld bij betrokken zou zijn.[41] Wanneer economische dwang onder art.2 (4) VN-Handvest zou worden gebracht, zou dit beperkt kunnen worden tot acties zo zwaar dat het de veiligheid en vrede van een staat of de internationale orde bedreigd. Economische dwang tussen staten is niet genoeg om vrede te schenden, dit wordt alleen bedreigd wanneer economische maatregelen een militaire actie veroorzaakt in de andere staat. [42]

Het verbieden van gebruik van geweld heeft een grote samenhang met de connectie tussen het gebruik en de consequenties van het middel zoals de fysieke verwoesting en schade. Dit kan ook als reden gezien worden waarom economische dwang niet is verboden in het internationale recht.[43] Proportionaliteit kan gezien worden in een aantal vormen. Het kan een voorwaarde zijn dat de verdedigende staat niet meer geweld mag gebruiken dan nodig. De verdedigende actie moet evenredig zijn en de schade die aangericht wordt mag niet disproportioneel zijn tot het doel van de verdediging.[44] Een ander probleem wat ervoor kan zorgen dat het gebruik van art.51 VN-Handvest niet proportioneel is bij economische dwang of agressie is dat de Veiligheidsraad te veel macht zou krijgen om agressie in een bepaalde situatie vast te stellen. Er is een te groot gevaar dat staten art.51 VN-Handvest zouden gaan gebruiken om economische interesses te beschermen, wat zowel de noodzakelijkheid als de proportionaliteit zou schenden.[45]

4.2 Noodzakelijkheid van art.51 VN-Handvest

Noodzakelijkheid beperkt de beschikbaarheid van art.51 VN-Handvest. [46] Wanneer we naar noodzakelijkheid kijken bij het gebruik van art.51 VN-Handvest moet er geen vredig alternatief zijn, dit is de meest fundamentele voorwaarde in een interstatelijke situatie. Het is een strikte interpretatie aangezien andere opties niet aanwezig mogen zijn. Tenzij er sprake is van een voortdurende aanval.[47] Het gaat bij deze voorwaarde om het verband tussen gewelddadige en niet gewelddadige eenzijdige acties. Of het de aanval kan stoppen zonder geweld. Om dit te beoordelen kan je een aantal factoren meenemen.

Er mogen niet meer acties uitgevoerd worden dan noodzakelijk en het moet proportioneel zijn. Er moet sprake zijn van een bepaalde zwaarte. Het is op zichzelf geen voorwaarde voor noodzakelijkheid maar wordt zo eerder aangenomen. Noodzakelijkheid wordt weggenomen als de VN Noodzakelijke maatregelen neemt onder hoofdstuk 7 van het Handvest.[48]

Om te voldoen aan de noodzakelijkheid is het belangrijk dat er geen vredig alternatief beschikbaar is. In art.2(3) VN-Handvest staat dat staten hun geschillen op vredige manier moeten oplossen.[49] In hoofdstuk 6 en 7 van het Handvest worden vredige methodes gegeven om een geschil op te lossen.[50] Niet gewelddadige agressie van bijvoorbeeld economische aard geeft recht op beroep bij de Veiligheidsraad volgens art.39 VN-Handvest maar het geeft geen recht op een actie onder art.51 VN-Handvest.[51] Wanneer art.39 VN-Handvest wordt geschonden kan de Veiligheidsraad maatregelen nemen volgens art.41,42 en 43 VN-Handvest.[52]

5. Conclusie

Wanneer kan een staat gebruikmaken van art.51 VN-Handvest, tijdens economische oorlogsvoering?.

De reikwijdte van art.51 VN-Handvest is niet strikt gedefinieerd en laat veel openingen voor interpretatie. Doordat het begrip van een gewapende aanval niet strikt gedefinieerd is, hoeft het ook geen beperking te vormen voor het gebruik door staten van art.51 VN-Handvest. Art.2 (4) VN-Handvest kan gelezen worden dat dit geen economische dwang inhoudt ongeacht de intensiteit. Hoewel art.2 (4) tot op heden geen ecnomische dwang inhoudt, kan hier wel een cyberaanval onder vallen. Dit laat zien dat ook een economische actie onder art.2(4) VN-Handvest kan vallen en daarmee wellicht ook het recht geeft aan een staat om zich te beroepen op art.51 VN-Handvest. Er zijn situaties denkbaar waarbij een economische actie een gelijkwaardige zwaarte zou kunnen bereiken als een reguliere gewapende aanval. Situaties waarbij bijvoorbeeld veel dodelijke slachtoffers vallen. Economische acties hebben in de regel vaak effect op grote schaal omdat het de economie van een land treft en daardoor zoals eerder benoemd ook essentieel effect kan hebben doordat er bijvoorbeeld in extreme gevallen dodelijke slachtoffers zouden kunnen vallen. Hoewel de reikwijdte van een gewapende aanval nog geen beperking hoeft te vormen voor de toepassing van art.51 VN-Handvest, is deze analyse op zichzelf staand niet voldoende.

Een aantal begrippen van economische oorlogsvoering leveren weinig problemen op bij de beoordeling of er door een staat aanspraak op art.51 VN-Handvest gemaakt zou kunnen worden zoals gewelddadige methoden van economische oorlogsvoering  waar dit wel zou kunnen. Of geïnstitutionaliseerde economische oorlogsvoering waar dit niet aan de orde is. Economische oorlogsvoering zonder krijgsmacht kan deel uitmaken van een gewapende aanval, wanneer dit gebruikt wordt als ondersteuning in een gewapend conflict. En kan daarmee een staat aanspraak geven op art.51 VN-Handvest.

De categorieën die lastiger zijn te kwalificeren zijn, zijn economische oorlogsvoering in vredestijd en gedecentraliseerde oorlogsvoering. Dit zijn geen onrechtmatige acties maar de economische druk moet wel binnen bepaalde grenzen blijven, zodat er geen inbreuk wordt gemaakt op het principe van non-interventie of mensenrechten. Er is bij elke categorie sprake van een minimale bescherming. Wanneer er inbreuk gemaakt wordt zou dit dus kunnen leiden dat de actie gekwalificeerd kan worden als gewapende aanval, omdat de actie onder deze omstandigheden van gelijke zwaarte zou kunnen zijn als een gewapende aanval. En dit zou dus kunnen leiden tot een beroep op art.51 VN-Handvest door een staat. In deze waarborgen zou je de proportionaliteitseis uit art.51 VN-Handvest terug kunnen lezen.

Het is zeer onwaarschijnlijk dat economische dwang zo disproportioneel zou kunnen zijn dat de internationale vrede of orde bedreigd wordt. Dit wordt vaak alleen waargenomen wanneer er een militaire actie veroorzaakt wordt met de economische maatregel. Ook zullen economische oorlogsvoering acties onder art.51 VN-Handvest niet snel evenredig zijn aan de schade die een economische maatregel aanricht, dit zal in zeldzame gevallen zijn waar er in inderdaad dodelijke slachtoffers vallen. Maar dit betreffen uitzonderingen die vaak al onder een gewapende aanval gerekend zouden kunnen worden in de meeste situaties zoals een blokkade. Er zal alleen in zeer zeldzame gevallen aan de proportionaliteitseis uit Art.51 VN-Handvest voldaan worden omdat niet snel aan de noodzakelijkheidseis voldaan zal worden. In hoofdstuk 6 en 7 van het VN-Handvest worden verschillende opties genoemd om maatregelen te nemen.

Art.51 VN-Handvest zou in zeldzame gevallen in geroepen kunnen worden door een staat tijdens een economische oorlog zonder gewapend conflict. Dit zou voor kunnen komen in gevallen waar er sprake is van economische oorlogsvoering in vredestijd en gedecentraliseerde oorlogsvoering waarin voldaan wordt aan de proportionaliteitseis. De schaal en effecten van de actie kunnen in zwaarte vergeleken worden met een gewapende aanval. Door bijvoorbeeld een hoog dodental, onbehoorlijke interventie binnen de interne politiek van een land, zware schending van mensenrechten en er geen andere maatregel beschikbaar is.

Deze conclusie wekt verschillende vragen op. Worden deze opvattingen niet bezien vanuit een westers perspectief. Vooral minder ver ontwikkelde landen zullen veel nadeel ondervinden van economische maatregelen of economische oorlogsvoering.[53]

De voorwaarden omtrent art.51 VN-Handvest en de beoordeling van economische acties zullen in de toekomst erg relevant worden en kunnen over een aantal jaar misschien wel heel anders beoordeeld worden wanneer oliereserves en andere natuurlijke grondstoffen schaars worden en spanningen hoog op kunnen gaan lopen.[54]

[1] Zakeri e.a., Energies 2022/15, p. 23.
[2] Tass, Tass 2022.
[3] Art.15 VN-Handvest.
[4] Wouters, Supra p. 289.
[5] Boorman, Supra, p.209.
[6] Lowe & Tzanakopoulos 2010, p.1.
[7] Lowe & Tzanakopoulos Supra p. 2-10.
[8] Murphy, Harv. Int. Law J. 2002 p.42.
[9] Upeniece, SHS Web Conf. 2019/68 p.1.
[10] Mallison Jr, Geo Wash L Rev 1962 p.361.
[11]  Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States of America). Merits, Judgment. I.C.J. Reports 1986, p. 101.
[12] Upeniece, Supra p.1.
[13] Upeniece, Supra p.2.
[14] Yusuf, Supra  p.465.
[15] Yusuf, Supra p.466.
[16] Zedalis, Supra p. 498.
[17] Zedalis, Supra p.497.
[18] Zedalis, Supra p.498.
[19] Lowe & Tzanakopoulos, Supra p.9.
[20] Beirlaen, RBDI 1984 p.75.
[21] Boorman, Supra, p.219.
[22] Boorman, Supra, p.213.
[23] Lowe & Tzanakopoulos Supra p. 2.
[24] Erakat, Supra p.48.   MacAlister-Smith & Bernhardt 1992, p. 408.   Stone 1954, p. 292.
[25] Engle, Minn. J. Int. Law 2013 p.2-3.
[26] Mallison Jr, Supra p.388.
[27] Lowe & Tzanakopoulos 2010, Supra p.6.
[28] Lowe & Tzanakopoulos 2010, Supra  p.7.
[29] Lowe & Tzanakopoulos, Supra p.8.
[30] Lowe & Tzanakopoulos, Supra p.9.
[31] Lowe & Tzanakopoulos,Supra p.10.
[32] Art.41 VN-Handvest.    Lowe & Tzanakopoulos,Supra p.9.
[33] Art.42 VN-Handvest.   Lowe & Tzanakopoulos,Supra p.9.
[34] Lowe & Tzanakopoulos,Supra p.10.
[35] Lowe & Tzanakopoulos,Supra p.11-12.
[36] Lowe & Tzanakopoulos,Supra p.11.
[37]  Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States of America). Merits, Judgment. I.C.J. Reports 1986, p. 128.
[38]  Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States of America). Merits, Judgment. I.C.J. Reports 1986, p. 98.
[39] Tams & Devaney, Supra. p.102.
[40] Trapp, ICLQ 2007 p.146.
[41] Boorman, Supra, p.221.
[42] Boorman, Supra, p. 224.
[43] Remus, Supra p. 182.
[44] Akande & Liefländer, AJIL 2013 p.556.
[45] Boorman, Supra, p.221.
[46] Tams & Devaney, Supra. p.102.
[47] Akande & Liefländer, Supra p.554.    Tams & Devaney, Supra. p.92.
[48] Tams & Devaney, Supra. p.97.
[49] Art.2 (3) VN-Handvest.
[50] Zedalis, Supra  p. 506.
[51] Beirlaen, RBDI 1984 p.75.    Art.39 VN-Handvest.
[52] Art.41 VN-Handvest.    Art.42 VN-Handvest.    Art.43 VN-HAndvest.
[53] Boorman, Supra, p.220.
[54] Learn, Discover 2021.