Stel je bent rechter in een zaak waarin je moet beslissen of er voldoende bewijs is dat iemand een moord heeft gepleegd door middel van vergiftiging. Omdat je geen verstand hebt van toxicologie vraag je een deskundige om advies. Deze deskundige geeft aan dat de mate van gif in het lichaam van het slachtoffer voldoende is om deze om het leven te brengen. De verdachte laat echter een contra-expertise doen en daaruit blijkt dat er niet voldoende gif in het lichaam van het slachtoffer aanwezig is om diegene te vermoorden. Het leven van de verdachte staat op het spel, maar de nabestaanden hebben belang bij een veroordeling. Hoe ga je hier als rechter mee om?

Het komt voor dat een rechter een beslissing moet nemen over informatie waar hij niet goed over kan oordelen omdat dat buiten zijn vakgebied ligt. Op zo’n moment kan de rechter een deskundige inschakelen. Een voorbeeld van zo’n deskundige is een psychiater die moet oordelen over de geestestoestand van de gedachte. Zo’n deskundige moet in een bepaald register staan, zodat er altijd een bekwame deskundige wordt benoemd. De verdachte kan uiteindelijk ook een tegenonderzoek doen, een zogeheten contra-expertise. Hierbij wordt het onderzoek nog eens overgedaan, door een andere deskundige. De verdachte kan ook uit zichzelf onderzoek laten verrichten, maar dan op eigen kosten.

Doordat er veel deskundigen naar voren kunnen komen, is het dus ook mogelijk dat er tegenstrijdige verklaringen van deskundigen als bewijsmiddelen worden aangevoerd. Dit is ook niet heel gek. De absolute waarheid bestaat namelijk niet. Omdat iedere waarheidsaanspraak blootgesteld kan worden aan pogingen tot falsificatie, is nooit met volstrekte zekerheid te zeggen of de waarheid daadwerkelijk is gevonden. In de wetenschap is kennis altijd voorlopig en hypothetisch.[1]

Bovengenoemde feiten kunnen problemen met zich meebrengen. De rechtbank heeft namelijk een deskundige nodig omdat zij zelf geen verstand heeft van een bepaald vakgebied, maar moet daarna wel de adviezen en verklaringen van de deskundigen beoordelen om tot een uitspraak te kunnen komen. Oftewel, de rechtbank moet een oordeel vellen over zaken waar zij misschien geen verstand van heeft. Dit wordt ook wel de deskundigenparadox genoemd. [2] Hierdoor wordt een rechterlijke dwaling mogelijk, zeker als er sprake is van een tunnelvisie. Een rechterlijke dwaling is overigens een foute beslissing van de rechtbank, waardoor een verdachte onterecht wordt veroordeeld.

En er zijn genoeg voorbeelden van zulke rechterlijke dwalingen. Als er zich zo’n geval voordoet is de maatschappelijke ophef gewoonlijk groot. Vaak worden er reportages gemaakt en boeken geschreven. Voorbeelden zijn de zaak Lucia de Berk [3], de Schiedammer Parkmoord[4] en de Puttense moordzaak. Over de zaak Lucia de B. is zelfs een speelfilm verschenen.

Hoe zou je het probleem van de deskundigenparadox op kunnen lossen? Een mogelijke manier om dit probleem op te lossen is het oproepen van een extra deskundige. Stel twee deskundigen zijn het niet eens met elkaar eens en komen met verschillende onderzoeksresultaten. De rechter zou dan deze resultaten af moeten wegen en moeten kiezen welke hij meeneemt in zijn uitspraak. Dit wordt lastig aangezien hij dus geen verstand heeft van de desbetreffende onderzoeksresultaten. De oplossing zou dan zijn dat de wet de rechter op dat moment verplicht om een extra deskundige op te roepen. Deze deskundige gaat zelf geen onderzoek uitvoeren, maar kijkt naar de al uitgevoerde onderzoeken en adviseert de rechter in het maken van de afweging. Het advies van de extra deskundige blijft een advies, het is natuurlijk niet de bedoeling dat deze deskundige op de stoel van de rechter gaat zitten. Wel is het zo dat de rechter voldoende moet motiveren als hij afwijkt van het advies van de deskundige.

Het blijft de vraag of het komende kabinet zich in gaat zetten om de deskundigenparadox op te lossen. De kans is groot dat dit niet gaat gebeuren, tenzij er een sensationele strafzaak plaatsvindt waarbij sprake is van rechterljke dwaling die mede dankzij de deskundigenparadox tot stand is gekomen, of dat heel toevallig de toekomstige minister van Justitie & Veiligheid dit artikel leest.

[1] Klompers 2011, p.12; De Jong 2008, p. 208.

[2] Hoving 2017, p. 449.

[3] Hof Arnhem-Leeuwarden 14 april 2010 ECLI:NL:GHARN:2010:BM0876.

[4] HR 7 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ9834.