Sam van den Akker

‘Met de invoering van een afzonderlijk strafmaximum voor roekeloosheid wordt beoogd een adequate bestraffing mogelijk te maken in alle gevallen waarin sprake is van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen.’[1]

Het begrip Roekeloosheid

Zo luidt het welbekende credo van onze wetgever over hoe roekeloosheid als juridisch begrip ingekleurd dient te worden. De wetgever merkt op dat het juridische begrip niet van eenzelfde orde is als het begrip roekeloosheid in het normale taalgebruik. Onze wetgever ziet roekeloosheid als zwaarste vorm van culpa, een vorm die grenst aan het voorwaardelijke opzet.[2]

Dat er sprake is van een juridisch vacuüm tussen wetgever en de rechtspraak (lees: Hoge Raad), hebben de vernietigingen van arresten van gerechtshoven met betrekking tot roekeloosheid, wat mij betreft aangetoond.

Jurisprudentie
Zo was het voor de Hoge Raad onjuist dat het Hof roekeloosheid bewezenverklaarde nu de verdachte in casu ‘’slechts’’ 47 kilometer per uur te hard heeft gereden met een auto die hem niet bekend was terwijl hij onder invloed van alcohol was. Verdachte was onder invloed van zeven keer (!) de toegestane alcohollimiet.[3]

De Hoge Raad stelt aldus hoge eisen aan de motivering van een bewezenverklaring van roekeloosheid, onder meer door het strafverzwarende karakter van roekeloos verkeersgedrag. De motivering moet recht doen aan dat hoge- er geldt een verhoging van 100%[4]– strafmaximum. Dat een verdachte zich heeft gedragen in strijd met gedrag zoals artikel 175 Wegenverkeerswet 1994 strafbaar stelt, rechtvaardigt niet per definitie de conclusie dat er roekeloos gedrag is geweest.[5] De rechter moet dus van goeden huize komen, wil hij een motivering geven die rechtdoet aan het karakter van roekeloosheid en de samenhangende strafverhoging.

Kooijmans[6] geeft enkele voorbeelden die hij gefilterd heeft uit de jurisprudentie:
-Kat-en-muis-spel
-Kosten wat kost wegvluchten voor de politie
-Spookrijden

Het arrest
In de onderhavige zaak van 19 september 2017 zijn rechtbank en Hof tot een bewezenverklaring van roekeloosheid gekomen, de Hoge Raad accepteert de motivering van het Hof.[7]

De feiten
De feiten die in cassatie vast staan zijn als volgt: verdachte heeft met zijn auto over de snelweg gerende, waar een maximumsnelheid gold van 120 kilometer per uur. Verdachte reed in een Toyota Aygo over een zeer slecht verlichtte snelweg. De verdachte en de bestuurder van de Toyota Starlet hebben een verkeersruzie gehad, waarna verdachte rechts ging rijden- alwaar slachtoffer 1 ook reed- en vervolgens abrupt zijn auto tot stilstand bracht waardoor slachtoffer 1 en later slachtoffer 2 op de auto van verdachte zijn geklapt terwijl zij daar letsel aan hebben overgehouden. Verdachte trapte op de rem, omdat hij verhaal wilde halen bij de bestuurder van de Toyota Starlet.

De motivering
De rechtbank overweegt dat de verdachte zijn auto doelbewust stopte op de rechterrijstrook om verhaal te halen bij de bestuurder van de Toyota Starlet. Het stilzetten van een auto op de snelweg, vindt de rechtbank getuigen van buitengewoon onvoorzichtig gedrag waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven wordt geroepen. De verdachte verklaarde dat hij niet zomaar langzaam gaat rijden op de snelweg ‘’dat doet geen normaal mens’’. Dat is volgens de rechtbank de strop voor verdachte, nu de rechtbank uit die verklaring afleidt dat de verdachte zich bewust was van het gevaar. De rechtbank bewijst op basis van voorgaande overwegingen de tenlastelegging, toegesneden op roekeloosheid.

Het Hof heeft zich na de rechtbank, bediend van eenzelfde motivering omtrent het begrip roekeloosheid. De Hoge Raad accepteert, hoe summierlijk de toets in cassatie ook is, de motivering van het Hof. De Hoge Raad overweegt dat de motivering van het Hof recht doet aan het uitzonderlijke- en strafverzwarende karakter van het begrip roekeloosheid, zodat de klachten in cassatie ook falen.

Advocaat Generaal Machielse merkt op dat verdachte door zijn gedrag een forse inbreuk heeft gemaakt op de normale afwikkeling van het verkeer en het ongeluk mede een gevolg is van een zekere rivaliteit tussen verdachte en slachtoffer zodat deze bewezenverklaring van roekeloosheid recht doet aan de weg die de Hoge Raad is ingeslagen, hij concludeert tot verwerping van het cassatieberoep.

Conclusie
Na een vluchtige bespreking van het arrest kan ik tot de conclusie komen dat de Hoge Raad niet is afgeweken van de heersende leer over het begrip roekeloosheid. Het gedrag van verdachte hangt immers nauw samen met voorwaardelijk opzet, verder plaats hij zich buiten de normale verkeersorde en bedient hij zich welbewust van zeer onvoorzichtig gedrag, dat levensgevaarlijke risico’s meebrengt voor andere weggebruikers.

Dit arrest noopt niet tot de conclusie dat de Hoge Raad de dichtgelaste stalen deur naar roekeloosheid ietwat open laat staan. Het geeft slechts een goed voorbeeld van het juridische begrip roekeloosheid en een motivering die de Hoge Raad deugd doet.

Vraag blijft natuurlijk of de wetgever moet ingrijpen en de drempel naar roekeloosheid moet verlagen. Er valt nogal wat voor te zeggen dat roekeloosheid in deze tijd een lege huls is. Daarentegen dient men wel in het achterhoofd te houden dat het strafmaximum, indien roekeloosheid kan worden bewezen, verdubbeld wordt.

Voorts is het niet uitgesloten dat de Hoge Raad, nadat de wetgever het begrip roekeloosheid wat breder gaat zien, zichzelf als hoeder van het recht gaat zien en vast gaat houden aan de zware eisen die ons hoogste rechtscollege nu stelt aan het begrip roekeloosheid.

[1] Stb. 2006, 11.

[2] Ook hier bewijst De Hullu zijn glijdende schaal tussen voorwaardelijk opzet en bewuste roekeloosheid.

[3] Hoge Raad 30 juni 2015 ECLI:NL:HR:2015:1772.

[4] Artikel 175 Wegenverkeerswet.

[5] Hoge Raad 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960.

[6] T. Kooijmans, ‘De roekeloze automobilist’, Ars Aequi 2014, p. 118-124.

[7] Hoge Raad 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:926.