Ondanks dat een juiste interpretatie van rechterlijke uitspraken erg belangrijk is, is er weinig literatuur te vinden over de uitleg van rechterlijk uitspraken in het algemeen. Zeker een juiste interpretatie van de rechtsontwikkelingsarresten van de Hoge Raad is belangrijk omdat die arresten een vorm van nieuw recht bevatten. Met dit artikel wordt getracht de arresten van de civiele kamer van de Hoge Raad beter te begrijpen aan de hand van de schaarse hoeveelheid bronnen op het gebied van de uitleg en interpretatie van rechterlijke uitspraken. Allereerst zal gekeken worden naar de heersende opvatting in de literatuur op dit gebied. Vervolgens zal gekeken worden wat door oud-raadsheren van de Hoge Raad op dit onderwerp is medegedeeld met als afsluiting enkele tips bij het lezen en interpreteren van arresten van de Hoge Raad van mr. Drion.

Wat betreft de uitleg van rechterlijke uitspraken in het algemeen pleit rechtsgeleerde Snijders voor een uitleg gebaseerd op de wilsvertrouwensleer. Volgens hem zou de regel van art. 3:35 BW, toegepast op de uitleg van rechterlijke uitspraken, als volgt kunnen luiden: tegen een persoon, die een rechterlijke uitspraak of een onderdeel daarvan overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden mocht toekennen, heeft opgevat als een (mede) tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil. De regel van art. 3:33 BW blijft hierbij voorop staan. Deze regel neemt als uitgangspunt dat beslissend is voor de uitleg de op rechtsgevolg gerichte wil van de actor (in dit geval de rechter) zoals die zich door zijn verklaring heeft geopenbaard. Volgens Snijders is er aldus bij de uitleg van rechterlijke uitspraken sprake van een combinatie van de subjectieve leer (de bedoeling van de rechter) en de objectieve leer (de bedoeling van de rechter zoals die redelijkerwijs kenbaar is naar buiten toe).[1]

Met verwijzing naar het artikel van Snijders stelt Bakels, ex-vicepresident van de Hoge Raad,[2] dat zijns inziens elke rechterlijke uitspraak, dus ook die van de Hoge Raad, dient te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven. De bedoeling van de rechter is, mede in verband met het geheim van de raadkamer, principieel niet van belang voor zover deze niet in de uitspraak tot uitdrukking is gebracht. Een rechterlijke uitspraak is een regeling die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of formulering van die regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Rechterlijke uitspraken dienen aldus uitgelegd te worden met inachtneming van de cao-maatstaf, of een overeenkomstige toepassing van die maatstaf.[3] Daarbij is mede van belang welke uitleg van die uitspraak het meest voor de hand ligt, aldus Bakels.[4]

Vanwege het geheim van raadkamer wordt in de uitspraak geen melding gemaakt van eventueel uiteenlopende opvattingen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten dat dissenting en concurring opinions kent in de rechtspraak. De Hoge Raad streeft naar een zo groot mogelijk intern draagvlak voor zijn uitspraken en houdt daarom rekening met de opvattingen van de minderheid. Indien er sprake is van verdeeldheid zal dat een fletse, op het geval toegesneden, minimaal gemotiveerd arrest opleveren. De minderheid wordt op deze manier tegemoet gekomen: de uitspraak wordt smal en ondiep opgeschreven. Bij een uitvoerig gemotiveerd arrest is er hoogstwaarschijnlijk sprake geweest van grote overeenstemming tussen de raadsheren van de Hoge Raad.[5]

Bovendien dienen de gekozen bewoordingen van de (cassatie)rechter te worden gelezen in het licht van de gehele tekst van die uitspraak. Tot de gehele tekst van een uitspraak van de Hoge Raad behoren de uitspraken van feitenrechters in de zaak, het cassatiemiddel en de conclusie van de advocaat-generaal. De processtukken behoren hier eigenlijk ook toe, maar uit een oogpunt van rechtsvorming is het voldoende om alles behalve de processtukken te lezen. De processtukken zijn immers alleen voor partijen en de rechter kenbaar. Volgens Bakels kan iemand die niet alles leest en toch conclusies trekt, de plank flink misslaan. Een arrest bevat in beginsel alleen een antwoord op de voorgelegde vraag en als die in cassatie onhandig is geformuleerd, of als bij de feitenrechters niet de feitelijke of juridisch noodzakelijke stellingen zijn aangevoerd, kan het arrest weinig of geen rechtsvormende betekenis hebben. Een uitspraak van de Hoge Raad moet in zijn context worden gelezen. Hiertoe behoren de jurisprudentie en overige rechtsregels die ten aanzien van de in cassatie aan de orde gestelde kwestie al bestaan. Indien de Hoge Raad overgaat tot een wijziging of nuancering van bestaande wetgeving, rechtspraak of een ander oordeel dat hij belangrijk vindt, zal de Hoge Raad dit uitdrukkelijk (dienen te) vermelden. De eisen van een goede procesorde brengen mee dat de oordelen die voor de rechtsontwikkeling belangrijk zijn als zodanig gepresenteerd worden door de Hoge Raad. De Hoge Raad beslist in beginsel uitsluitend in de concrete zaak, tenzij een overzichtsarrest wordt gewezen of de zaak wordt aangegrepen voor een bredere beslissing.[6]

Voorts geeft Bakels aan dat het feit dat in de literatuur een bepaalde juridische leer wordt aanvaard, dit niet zonder meer meebrengt dat deze leer aan de rechtspraak van de Hoge Raad ten grondslag ligt. Het is niet de taak of de bevoegdheid van de cassatierechter om een positie in te nemen in het wetenschappelijk debat. Er zijn vele gevallen voorgekomen waarin de Hoge Raad de aan hem voorgelegde zaak beslist door een weg in te slaan die niet in de conclusie of de literatuur is verkend. Achter de schermen vindt altijd een diepgaande mondelinge en schriftelijke gedachtewisseling plaats waarin alle toepasselijke rechtspraak en literatuur uit ons land, maar ook vaak uit het buitenland, wordt betrokken. De diepgaande gedachtewisseling is slechts van belang voor zover, en in de vorm waarin, de resultaten daarvan de uitspraak halen.[7]

In navolging hiervan is tevens van belang om op te merken dat het niet hoeft te betekenen dat de Hoge Raad het (op alle onderdelen) eens is met de uitgangspunten of de redenering van de advocaat-generaal wanneer de advocaat-generaal en de Hoge Raad tot dezelfde beslissing komen. Voor het omgekeerde geldt hetzelfde: het feit dat de advocaat-generaal en de Hoge Raad tot een verschillende beslissing komen, sluit niet uit dat de uitgangspunten en redeneringen in overwegende mate overeenstemmen.[8]

Ten slotte een aantal tips en handvatten bij het lezen en interpreteren van arresten van de Hoge Raad namens oud-raadsheer Drion:[9]

  1. Niet ieder arrest leent zich voor een algemene conclusie. Met name in zaken waarin de Hoge Raad vooral met zijn rechtsbeschermende taak bezig is geweest, kan geen algemene conclusie uit het arrest getrokken worden. Dit soort arresten zijn te herkenning aan extreme feiten of als de Hoge Raad een beslissing neemt op basis van het slagen van een klein motiveringsklachtje en de principieel geformuleerde rechtsklachten niet behandelt.
  2. De minder complexe zaken bij de Hoge Raad worden afgedaan door drie raadsheren en de meer complexe zaken door vijf raadsheren. Het aantal rechters op een zaak is tevens van belang voor de rechtsontwikkeling. De kans is klein dat er rechtsontwikkeling plaatsvindt in drie-zaken. Als je als jurist toch rechtsontwikkeling leest in drie-zaken is de kans groot dat je iets leest dat de Hoge Raad er niet in heeft willen stoppen.
  3. Uit art. 81 RO-zaken[10] kan niet veel meer worden afgeleid dan dat de conclusie van de advocaat-generaal juist is. Als de Hoge Raad het niet eens is met de advocaat – bijvoorbeeld omdat die wil vernietigen of omdat hij wel wil verwerpen maar de route ernaartoe volgens de Hoge Raad niet klopt – dan wordt het geen art. 81 RO-zaak.
  4. Bij een breed gemotiveerd arrest met een hele serie vooropstelling kan er vanuit worden gegaan dat er weinig verdeeldheid was tussen de raadsheren van de Hoge Raad. Een verrassend smalle beslissing kan duiden op verdeeldheid. In het laatste geval is het niet ondenkbaar dat de rechtsontwikkeling later een andere kant opgaat.
  5. De manier waarop de Hoge Raad terugverwijst naar eerdere arresten kan iets zeggen over de mate van rechtsontwikkeling. Wanneer er staat: ‘HR […]’ of ‘zie HR […]’, dan is het uitgangspunt dat de Hoge Raad in het huidige arrest ongeveer hetzelfde bedoelt als in het eerdere arrest. Als er staat: ‘vergelijk HR […]’, dan staat er in het eerdere arrest net even iets anders en dan weet je dat er in het huidige arrest waarschijnlijk een stukje rechtsontwikkeling zit.[11]

Terwijl in de literatuur het de heersende opvatting is dat rechterlijke uitspraken naar subjectieve en objectieve maatstaven dienen te worden uitgelegd, zeggen oud-raadsheren juist dat de arresten van de Hoge Raad naar objectieve maatstaven uitgelegd dienen te worden. Dit onder andere vanwege het raadkamergeheim, maar ook omdat een rechterlijke uitspraak een regeling is die naar haar aard bestemd is de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of formulering van die regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Voorts is het goed om in het achterhoofd te houden dat een uitvoerig gemotiveerd arrest betekent dat er grote overeenstemming heerste binnen de Hoge Raad en dat een op het geval toegesneden, minimaal gemotiveerd arrest het gevolg is geweest van verdeeldheid binnen de Hoge Raad.

 


[1]     H.J. Snijders, ‘Uitleg van rechterlijke uitspraken’, WPNR 2007(6709), p. 431-444.

[2]     Mr. F.B. Bakels is per 1 april 2017 benoemd tot senior-rechter bij de rechtbank Amsterdam. Tot die datum was hij vicepresident van de Hoge Raad.

[3]     HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427, r.o. 4.3.

[4]     F. Bakels, ‘Totstandkoming en uitleg van uitspraken van de Hoge Raad’, AA 2015-11, p. 927-938.

[5]     F. Bakels, ‘Totstandkoming en uitleg van uitspraken van de Hoge Raad’, AA 2015-11, p. 927-938.

[6]     F. Bakels, ‘Totstandkoming en uitleg van uitspraken van de Hoge Raad’, AA 2015-11, p. 927-938.

[7]     F. Bakels, ‘Totstandkoming en uitleg van uitspraken van de Hoge Raad’, AA 2015-11, p. 927-938.

[8]     F. Bakels, ‘Totstandkoming en uitleg van uitspraken van de Hoge Raad’, AA 2015-11, p. 927-938.

[9]     Mr. C. Drion was tot augustus 2015 raadsheer bij de Hoge Raad. Hij is nu werkzaam als advocaat bij Jones Day in Amsterdam.

[10]    Bij zogenaamde art. 81 RO-zaken is het cassatieberoep wel ontvankelijk, maar wordt het verworpen met het argument dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

[11]    S. Offringa, ‘”Soms is de Hoge Raad tot op het bot verdeeld”: Coen Drion geeft aanwijzingen voor Hoge Raad-watchers’, Mr. 2015-5, p. 18-23.