Volgens werknemersvakbonden rest er in sommige situaties slechts één oplossing in een geschil met de werkgevers: staken. Ook de afgelopen tijd was het weer raak. Eind maart staakte een aantal postmedewerkers van PostNL voor betere reisvergoedingen.[i] Ook werknemers van het havencontrolebedrijf SGS zijn al een week aan het staken voor een loonstijging van 1,5 procent. Eerdere stakingen bij andere havenbedrijven hebben geleid tot een tegemoetkoming aan de eisen.[ii] Tevens legde het distributiepersoneel van de supermarktketen Jumbo onlangs het werk neer, omdat zij meer loon eisten. FNV eiste een salarisverhoging van 2,5% en meer vaste banen. Bovendien heeft het CNV aangegeven dat de stakingen doorgaan tot er een cao-akkoord wordt vastgesteld.[iii] In deze zaak startte Jumbo een kort geding om de stakingen te voorkomen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft op 13 april 2017 bepaald dat deze stakingen mogen worden doorgezet en dat deze dus rechtmatig zijn.[iv] In dit artikel zal het leerstuk van ‘staking’ uiteen worden gezet, met dit recente vonnis van de voorzieningenrechter als voorbeeld.

  1. Wettelijk kader

De Nederlandse wetgeving bevat geen aanknopingspunten omtrent het stakingsrecht. Het Europees Sociaal Handvest (hierna: ESH) geldt als aanvulling op het EVRM en heeft geen directe werking, op één bepaling na.[v] Artikel 6 lid 4 ESH heeft namelijk directe werking, zoals erkend in het NS-arrest.[vi] In artikel 6 lid 4 ESH wordt bepaald dat ingeval van een belangengeschil de werknemers én de werkgevers het recht hebben op collectief optreden. Daaronder valt het stakingsrecht. Dit recht kan worden beperkt door verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve overeenkomsten. Dit betreft veelal de zogenoemde vredesplicht, waarbij cao-partijen hebben afgesproken in een contractuele bepaling dat zij, gedurende de looptijd van de cao, zich zullen uithouden van staken of het gebruiken van een ander pressiemiddel.[vii] Daarnaast biedt artikel G ESH nog de mogelijkheid om het stakingsrecht te beperken. De beperking moet dan in de wet zijn voorgeschreven en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.

  1. Jurisprudentie

2.1. NS-arrest

In de wet is dus niet veel specifieks geregeld over het stakingsrecht. Artikel 6 lid 4 ESH biedt dan wel een grondslag voor het stakingsrecht, maar het geeft geen uitgebreide uitleg of voorwaarden omtrent dit recht. De jurisprudentie heeft daarentegen in de loop der tijd steeds meer duidelijkheid geschapen. In het voorgenoemde NS-arrest uit 1986 is namelijk niet alleen bepaald dat artikel 6 lid 4 ESH directe werking heeft, maar is tevens bepaald dat bij toetsing van de rechtmatigheid van een staking, moet worden gekeken of de staking tijdig is aangezegd. Dit is te zien als de ‘eerste spelregel’ zoals deze is geïntroduceerd door de Hoge Raad.[viii] De werkgever moet de kans krijgen om de schade bij een derde te beperken, maar ook om tegemoet te kunnen komen aan de gestelde eisen.

2.2. Douwe Egberts-arrest

De andere spelregel werd vooral sterk benadrukt in het Douwe Egberts-arrest. [ix] De staking moest volgens de Hoge Raad namelijk een laatste redmiddel zijn: een ultimum remedium. In deze zaak had er slechts verkennend overleg plaatsgevonden tussen de vakbonden en Douwe Egberts. Bovendien had Douwe Egberts nog geen definitief standpunt ingenomen over het geschil en hadden zij nader overleg met de bonden toegezegd.  Het Hof en de Hoge Raad beoordeelden de staking daarom als ‘volstrekt voorbarig en prematuur’. In zulke gevallen moest volgens de Hoge Raad de staking als onrechtmatig worden aangemerkt. In dit arrest en andere zaken van die periode werd pas overgegaan tot toetsing aan de beperkingen uit artikel G ESH, nadat er getoetst was aan het ultimum remedium.[x]

2.2. Streekvervoerdersarrest

Over de inperking van het stakingsrecht in artikel G ESH, zegt de Hoge Raad het een en ander in het Streekvervoerdersarrest.[xi] Om te beoordelen of er sprake is van een ‘zodanige inbreuk op de rechten van derden of de algemene belangen’ van artikel G ESH, moet worden gelet op de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer in acht moet worden. Die zorgvuldigheid vloeit voort uit artikel 6:162 BW. Als beperkingen maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk zijn, is een inperking mogelijk volgens de Hoge Raad. Bovendien is dit een vraag van proportionaliteit, die alleen kan worden beslist door alle betrokken belangen af te wegen.

2.3. Enerco-arrest

In het Enerco-arrest lijkt een verandering ten opzichte van voorgaande jurisprudentie op komst.[xii] Over de spelregeltoets wordt namelijk niet gesproken. In deze zaak hadden de vakbonden een staking afgekondigd jegens het havenbedrijf Rietlanden. De pakketjes op een boot mochten niet worden gelost. De eigenaar van de pakketjes werd als derde hierdoor geschaad in zijn belangen. Bovendien hadden de vakbonden andere havenbedrijven gevraagd om zich solidair te verklaren met de acties en daarom de pakketjes van klanten van Rietlanden niet te lossen. Het werk werd ‘besmet verklaard’.[xiii] De Hoge Raad oordeelde in deze zaak dat deze ‘besmetverklaring’ ook onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH viel. Om te oordelen of iets onder het bereik van de bepaling valt, moet worden bekeken of de actie redelijkerwijs kan bijdragen tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Als een staking onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH valt, is het in beginsel aan de werkgever om aan te tonen dat de staking onrechtmatig is. Bovendien kan het enkele feit dat de werkgever of een derde schade heeft, niet leiden tot een direct oordeel dat er sprake is van een onrechtmatige staking.[xiv]

2.4. Amsta-arrest

Het Amsta-arrest geeft vervolgens helderheid over hoe de spelregeltoets anno 2015 moet worden bezien, nadat deze in 2014 in het Enerco-arrest vergeten leek te zijn. De Hoge Raad oordeelt hier dat de spelregeltoets niet langer op zichzelf een grond kan zijn voor onrechtmatigheid, maar slechts een gezichtspunt is bij beoordeling van de onrechtmatigheid op grond van artikel G ESH. Om nog even compleet helder te zijn, zegt de Hoge Raad dat het oordeel uit het Douwe Egberts-arrest niet langer geldt. Een staking die geen ultimum remedium is, is dus niet per definitie onrechtmatig.[xv]

  1. Toetsingskader en uitspraak voorzieningenrechter zaak Jumbo

3.1. Algemeen toetsingskader[xvi]

Als je bovenstaande samenpakt, kom je tot een toetsingskader waarmee vast te stellen is of de staking rechtmatig is. Allereerst moet onderzocht worden of de staking onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH valt. Het moet dan gaan om een ‘collectieve actie’ omdat er een ‘belangenconflict’ speelt (en dus geen rechtsconflict). Indien die actie gericht is tot de werkgever en redelijkerwijs kan bijdragen aan een doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen (Enerco-arrest) kun je spreken van een collectieve actie in een belangenconflict. In zulks geval vallen de acties onder artikel 6 lid 4 ESH. Als wordt geoordeeld dat het onder dit artikel valt, is het dus in beginsel rechtmatig. Om te kijken of daar nog uitzonderingen op zijn, zal moeten worden gekeken naar artikel G ESH. Is er een vredesplicht die wellicht zorgt dat partijen niet mogen staken? Daarnaast kun je hier dus de spelregeltoets, bestaande uit de aanzegplicht (NS-arrest) en ultimum remedium (Douwe Egberts-arrest) als gezichtspunt gebruiken. Met de uitvoering van een belangenafweging in het licht van een proportionaliteitstoets, kan bepaald worden of de staking uiteindelijk rechtmatig is (Streekvervoerdersarrest). Daarbij moet er rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, zoals de duur of de aard van de actie, de schade aan de belangen van de werkgever of derden en de aard van die belangen.[xvii]

3.2. Uitspraak voorzieningenrechter zaak Jumbo

3.2.1. Bereik art. 6 lid 4 ESH?

Als je de uitspraak van de voorzieningenrechter in de Jumbo zaak bekijkt, zie je het bovenstaande toetsingskader terugkomen.[xviii] Allereerst begint de voorzieningenrechter met de vermelding dat de uitspraak gebaseerd is op stakingsrechtspraak uit het Enerco-arrest en het Amsta-arrest. Vervolgens zet de voorzieningenrechter uiteen dat het aan de vakbonden is om aannemelijk te maken dat de acties onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH vallen. Jumbo moet daarentegen aannemelijk maken dat de acties rechtmatig beperkt kunnen worden volgens artikel G ESH. [xix]

Uiteraard zijn de vakbonden van mening dat de acties onder het bereik van het artikel vallen. Jumbo is het daar niet mee eens. Zij meent namelijk dat de acties ‘in strijd zijn met de kern van het stakingsrecht’ en dat bovendien de looneis van 2,5% ‘in strijd is met gemaakte afspraken om te komen tot nivellering’. Jumbo doelt hier op een afspraak van een jaar geleden, waar beide partijen zijn overeengekomen om met vaststelling van een volgend cao wat betreft de loonstijging rekening te houden met de lonen in andere vergelijkbare bedrijven. Aangezien uit het onderzoek bleek dat de beloningen voor distributiemedewerkers bij Jumbo hoger liggen dan de lonen bij andere supermarkten, zoals blijkt uit de cao’s, zou de eis van een loonstijging van 2,5% in strijd zijn met gemaakte afspraken, volgens Jumbo. De cao-onderhandelingen in andere sectoren moeten volgens Jumbo eerst worden afgewacht, om de lonen vervolgens te kunnen nivelleren. De voorzieningenrechter oordeelt dat die gemaakte afspraak over de loonstijging slechts een deel vormt van de geschilpunten, aangezien ook de verhouding tussen ‘vast’ en ‘flex’ personeel en de werkdruk op de werkvloer ter discussie staan. Onder die omstandigheden staat de gemaakte afspraak niet aan het voeren van litigieuze acties in de weg. De voorzieningenrechter overweegt vervolgens dat de acties redelijkerwijs kunnen bijdragen tot de doeltreffende uitoefeningen van het recht op collectief onderhandelen.

“De acties hebben immers ten doel om te proberen Jumbo thans allereerst te bewegen om met hen afspraken te maken over onder meer de werkdruk en ‘flex/vast’-verhouding. Dat de bonden hiermee niet willen wachten totdat de uitkomst van de andere CAO-onderhandelingen in de sector bekend zijn, terwijl Jumbo tot dat moment geen definitieve afspraken wil maken, vormt een belangengeschil in de zin van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH.”[xx]

Daarmee geeft de voorzieningenrechter ook direct bevestigend antwoord op de vraag of het hier gaat om een belangengeschil.

3.2.2. Beperkt door artikel G ESH?

Aangezien de acties onder artikel 6 lid 4 ESH vallen, kan de staking alleen nog onrechtmatig worden verklaard als Jumbo aannemelijk kan maken dat beperking van het stakingsrecht maatschappelijk gezien dringend noodzakelijk is.[xxi] Jumbo beroept zich erop dat de vakbonden de procedurele vereisten niet hebben nageleefd. Zo is niet op tijd aangezegd. Bovendien verwijt Jumbo de vakbonden dat de acties niet een ultimum remedium zijn geweest, omdat die afspraak over nivellering van de lonen nog stond. Aangezien de voorzieningenrechter al eerder die afspraak anders heeft geïnterpreteerd, veegt hij dit verweer dan ook direct van tafel.

“Voor zover Jumbo zich – ook – in dit verband heeft beroepen op de afspraak van 22 maart 2016 stuit haar betoog af op hetgeen hierboven daaromtrent is overwogen. Ook aan het door Jumbo ingeroepen ultimum remediumbeginsel komt dan ook geen gewicht toe.”[xxii]

Vervolgens gaat de voorzieningenrechter in op het beroep van Jumbo dat niet correct aangezegd zou zijn dat er acties gingen plaatsvinden. Dit beroep faalt, aangezien er door de vakbonden op  29 maart 2017 is aangekondigd dat er collectieve acties gepland waren in het geval Jumbo niet aan de eisen van de vakbonden tegemoet zou komen.

“Vanaf 29 maart 2017 heeft Jumbo de gelegenheid gehad om zich hierover te beraden en om, bij handhaving van haar standpunt, onnodige bedrijfsschade te voorkomen. Op de bonden rustte niet de verplichting om Jumbo tevoren, of telkens bij een uitbreiding of verplaatsing van de acties, over de precieze modaliteiten van het gekozen actiemiddel te informeren.”[xxiii]

Als laatste wordt ook het beroep van Jumbo op de disproportionaliteit van de acties verworpen.

“”Met het betoog omtrent de door haar voorgestane belangenafweging ziet Jumbo eraan voorbij dat de acties, als rechtmatige uitoefening van het grondrecht van collectief optreden, in beginsel moeten worden geduld. De bedrijfsschade die van de acties het onvermijdelijke gevolg is, heeft Jumbo te accepteren. Deze schade is inherent aan het gebruik door de bonden van het stakingswapen. Dat de schade dermate groot is dat het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt, heeft Jumbo niet gesteld.”[xxiv]

3.2.3. De beslissing van de voorzieningenrechter

De vakbonden hebben al met al aannemelijk weten te maken dat de stakingen onder het toepassingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH vallen. Jumbo is er niet in geslaagd om daarop aan te tonen dat de staking alsnog onrechtmatig is wegens de beperkingen op het recht zoals voorzien in artikel G ESH. De vordering van Jumbo, die hoofdzakelijk ziet op het veroordelen van de vakbonden om zich te onthouden van collectieve acties, wordt volledig afgewezen.

  1. Conclusie

Het stakingsrecht is een recht dat flink in ontwikkeling is geweest. Waar eerst veel belang werd gehecht aan het naleven van de ‘spelregels’, is dat tegenwoordig een stuk minder en wordt de structuur van artikel 6 lid 4 en artikel G ESH nageleefd. Mijns inziens is het inmiddels een sterk recht en blijkt uit de rechtspraak dat een beperking daarop niet snel kan worden gemaakt. De uitspraak van de voorzieningenrechter in de ‘Jumbo-casus’ geeft een mooi inkijkje in de manier waarop door de rechter naar een voorliggende casus over een staking wordt gekeken.

 

[i] ‘Postmedewerkers in Arnhem staken dinsdag en lopen protestmars’, FNV Publiek Belang 27 maart 2017, fnv.nl, https://www.fnv.nl/sector-en-cao/alle-sectoren/publiek-belang/post-en-pakketten/postnl/nieuws/Postmedewerkers-in-Arnhem-staken-dinsdag-en-lopen-protestmars/.

[ii] ‘Havencontroleurs Amsterdam en Rotterdam staken opnieuw’, NU.nl 18 april 2017, nu.nl, http://www.nu.nl/economie/4627749/havencontroleurs-amsterdam-en-rotterdam-staken-opnieuw.html.

[iii] ‘Staking bij Jumbo mag doorgaan’, NOS 13 april 2017, nos.nl, http://nos.nl/artikel/2168090-staking-bij-jumbo-mag-doorgaan.html.

[iv] ‘Medewerkers Jumbo mogen acties voortzetten’, De Rechtspraak 13 april 2017, rechtspraak.nl, https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Rechtbanken/Rechtbank-Midden-Nederland/Nieuws/Paginas/Medewerkers-Jumbo-mogen-acties-voortzetten-.aspx

[v] Kamerstukken II, 2005/06, 29941, 6, p. 1.

[vi] HR 30 mei 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9402 (NS).

[vii] Verhulp, in: Arbeidsovereenkomst, artikel 8 Wet CAO, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 7 mei 2013).

[viii] A.W. Haverkort & I. ‘Ontwikkeling van het stakingsrecht na kritiek van het ECSR’, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2013, afl. 3, p. 114.

[ix] HR 28 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4618 (Douwe Egberts).

[x] A.W. Haverkort & I. ‘Ontwikkeling van het stakingsrecht na kritiek van het ECSR’, Tijdschrift Arbeidsrechtpraktijk 2013, afl. 3, p. 118.

[xi] HR 21 maart 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2309 (Streekvervoerders).

[xii] HR 31 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3077 (Enerco).

[xiii] K. Teuben, ‘Besmetverklaring kan onder collectief optreden artikel 6 onder 4 ESH vallen’, Cassatieblog.nl 13 november 2014, cassatieblog.nl, http://cassatieblog.nl/arbeidsrecht/besmetverklaring-kan-onder-collectief-optreden-art-6-onder-4-esh-vallen/.

[xiv] K. Teuben, ‘Besmetverklaring kan onder collectief optreden artikel 6 onder 4 ESH vallen’, Cassatieblog.nl 13 november 2014, cassatieblog.nl, http://cassatieblog.nl/arbeidsrecht/besmetverklaring-kan-onder-collectief-optreden-art-6-onder-4-esh-vallen/.

[xv] HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687, r.o. 3.3.3 (Amsta).

[xvi] Een belangenconflict tussen de werkgever(s) en de vakbonden gaat dan bijvoorbeeld over de lonen, werkomstandigheden, vakantiedagen, etc. Een rechter treedt niet in beoordeling over zulke conflicten. Een rechtsconflict daarentegen is een conflict dat aan de rechter kan worden voorgelegd en valt niet onder het toepassingsbereik van artikel 6 lid 4 ESH.

[xvii] HR 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1687, r.o. 3.3.5 (Amsta).

[xviii] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989.

[xix] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989, r.o. 5.3.

[xx] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989, r.o. 5.8.

[xxi] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989, r.o. 5.9.

[xxii] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989, r.o. 5.10.

[xxiii] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989, r.o. 5.11.

[xxiv] Rb. Midden-Nederland 13 april 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:1989, r.o. 5.12.