PVV-leider Geert Wilders is wel de meest spraakmakende politicus te noemen in onze huidige Kamer. Als de plannen op zijn verkiezingsprogramma nog niet genoeg opschudding veroorzaken, zijn het zijn gewaagde uitspraken wel. In 2010 stond Wilders terecht door zijn vele uitlatingen en het uitbrengen van Fitna, maar werd vrijgesproken. Zes jaar later staat hij opnieuw in de rechtszaal. Ditmaal onder andere voor zijn ‘minder, minder’ uitspraak. Zal hij nu weer vrijgesproken worden of is de zaak nu zo anders dat er wel kans bestaat, dat hij vervolgd zal worden? In dit artikel wordt een vergelijking gemaakt tussen ‘Wilders I’ en ‘Wilders II’.

 

De twee zaken in het algemeen

In 2010 startte een zaak waarin Geert Wilders terecht stond voor tientallen uitlatingen in de media en het uitbrengen van de Film Fitna. Wilders werd groepsbelediging (ex art. 137c Sr) en het aanzetten tot haat tegen en discriminatie van Moslims (ex art. 137d Sr) ten laste gelegd. De zaak trok veel internationale media-aandacht en de grens tussen discriminatie en de vrijheid van meningsuiting werd lange tijd bediscussieerd. Op 23 juni 2011 sprak de rechtbank van Amsterdam Wilders vrij voor alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van groepsbelediging, omdat de uitspraken gingen over de islam als geloof en niet over de mensen die dat geloof aanhangen. Het bestanddeel ‘over een groep mensen wegens hun godsdienst’ werd daardoor dus niet vervuld. Bij het oordeel dat de uitlatingen niet aanzetten tot haat tegen en discriminatie van moslims, hield de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de uitlatingen zijn gedaan in het kader van het publieke debat. In de uitspraak is dan ook de volgende overweging terug te lezen:

‘’De rechtbank stelt vast dat in de periode, waarin de uitlatingen zijn gedaan, de multiculturele samenleving en immigratie een prominente rol hadden in het maatschappelijk debat. Naarmate dit debat heviger is, komt aan de vrijheid van meningsuiting meer ruimte toe. Zoals gezegd, mogen uitlatingen dan zelfs kwetsen, choqueren en verontrusten.’’[1]

Wilders kwam dus goed weg met zijn gewaagde uitspraken. Drie jaar later is het echter weer raak. Op 12 maart 2014 zegt Wilders tijdens zijn verkiezingscampagne in Loonsduinen dat hij ‘’in Den Haag als het even kan wat minder Marokkanen’’ zou willen zien. Op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen, een week later, stelde hij tijdens een toespraak in een Haags café bovendien de vraag aan zijn aanhangers of ze meer of minder Marokkanen wilden. Toen het antwoord luidde ‘’minder, minder’’, zei Wilders vervolgens dat te gaan regelen. Video’s van deze uitspraak verspreidden zich direct razendsnel op het internet. Als gevolg deden meer dan zes duidend mensen aangifte tegen Wilders en daarnaast verloor hij PVV-Kamerleden Roland van Vliet en Joram van Klaveren. Op 8 december 2014 werd Geert Wilders verhoord als verdachte door de Rijksrecherche. Hoewel het gesprek geen nieuwe inzichten opleverde, besloot het OM na het verhoor definitief om Wilders te gaan vervolgen. Op 31 oktober jongstleden begon de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak tegen Wilders. Dit proces, waarin Wilders net als in 2010 verdacht wordt van het overtreden van art. 137c en 137d Sr, zal nog een aantal weken duren.

 

De rol van het Openbaar Ministerie

Een opvallend verschil tussen de strafzaak tegen Wilders in 2010 en die van dit jaar, is de rol van het Openbaar Ministerie. In 2010 wilde het OM Wilders namelijk helemaal niet vervolgen wegens zijn uitlatingen. Ze waren bij het ministerie van mening dat zijn uitspraken wel grof, denigrerend en opruiend waren, maar dat Wilders altijd binnen de grenzen van de wet bleef. Daarnaast vonden ze dat Wilders in zijn hoedanigheid als politicus net iets meer kon zeggen, als dat bijdroeg aan het politieke debat. De reden dat het OM toch noodgedwongen moest gaan vervolgen, kwam doordat er een artikel 12 Sv-procedure van start ging. Dit artikel geeft de mogelijkheid aan rechtstreeks belanghebbenden van de zaak om een klacht in te dienen bij het gerechtshof tegen de niet-vervolging (of eventueel tegen de vervolging door het uitvaardigen van een strafbeschikking) van de persoon in kwestie. Na advies van de advocaat-generaal, beslist het gerechtshof uiteindelijk of er toch vervolging gaat plaatsvinden of niet. Na de beslissing van het OM in 2008 om Wilders niet te vervolgen, hebben een aantal aangevers dus gebruik gemaakt van deze procedure. Destijds waren advocaten Els Lucas, Haroon Raza, Gerard Spong en belangenorganisaties, zoals Nederland Bekent Kleur, hierbij betrokken. Het Hof besloot toen in januari 2009 dat er toch tot vervolging moest worden overgegaan. Het OM veranderde echter niet van mening. In het pleidooi tijdens de zitting in 2010 vroeg het zelfs expliciet om vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank Amsterdam volgde dit toen ook en sprak Wilders vrij.

Na de uitspraken van Wilders in 2014 stond het OM er opeens wel op Wilders te vervolgen. Geert Wilders bleef dus niet langer binnen de grenzen van de wet met die uitlatingen, volgens het OM. Theo de Roos, emeritus-hoogleraar strafrecht, verklaarde daarover in het AD het volgende:

‘’Toen ging het vooral om verbale aanvallen van Wilders op de religie islam en de Koran. Maar de wet eist dat het gaat om aanvallen tegen groepen”, legt De Roos uit. De uitspraken die Wilders in maart deed waren duidelijk gericht tegen Marokkanen.’’[2]

Nu het OM niet meer achter zijn gedragingen staat, zullen Wilders en zijn huidige advocaat, Geert-Jan Knoops, het een stuk lastiger krijgen om de rechter te overtuigen.

 

Verweren

Bram Moszkowicz, Wilders’ advocaat in 2011, verdedigde hem voornamelijk met verweer dat Wilders het met zijn uitspraken niet had voorzien op moslims, maar op de islam en de Koran. Wanneer er geen kritiek meer geleverd zou kunnen worden op religies of ideologieen, zou er getornd worden aan de vrijheden van onze westerse samenleving. Dat was volgens Moszkowicz niet wenselijk. Daarnaast vroeg Moszkowicz in zijn pleidooi de argumenten van het OM ook als zijn argumenten te beschouwen; een hele uitzonderlijke situatie.

Knoops zal met het argument dat Wilders zijn uitspraken niet voorzien zijn op moslims, maar enkel op de islam, niet zo makkelijk meer uit de voeten kunnen. Het eerste wat hij dan ook probeerde aan te halen was dat een vonnis over de uitspraken van Wilders in maart 2014, in feite een oordeel over het partijprogramma van de PVV zou zijn. Hij beargumenteerde dat gevoelige kwesties als deze, in de publieke opinie moeten worden beoordeeld of via de stembus. Hierbij verwees Knoops naar het Angelsaksische recht. Het Angelsaksische recht kent een ‘politieke-kwestie-doctrine’, dat inhoudt dat een rechter geen oordeel geeft over politieke kwesties. Ook voerde Knoops aan dat er sprake is van willekeur, omdat het OM wel Wilders, maar niet andere politici voor de rechter heeft gesleept voor soortgelijke gevallen.[3] Desalniettemin werd het proces niet gestaakt en startte de inhoudelijk behandeling van de zaak 31 oktober jongstleden. Wilders zelf heeft zich tot nu toe onder andere verdedigd met het standpunt dat ‘minder, minder’ een democrafisch verlangen is, wat volgens hem niet verboden is.[4]

 

Wrakingsverzoeken

Wat in Wilders II, net als in Wilders I, ook weer voorkomt, zijn de wrakingsverzoeken. Een wrakingsverzoek is een verzoek om een rechter te laten vervangen, als een partij de indruk heeft dat een rechter vooringenomen is (art. 36 t/m 41 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De mogelijkheid tot wrakingsverzoeken waarborgt de onpartijdigheid van onze rechtspraak. Als de rechter het eens is met wraking trekt hij of zij zich terug. Als de rechter het oneens is, beslist de wrakingskamer of de rechter mag blijven in de desbetreffende zaak.

Moszkowicz heeft in 2010 en 2011 tot drie keer toe een wrakingsverzoek ingediend. Eerst wordt rechtbankvoorzitter Jan Moors gewraakt door zijn uitspraak dat Wilders ‘’goed is in het poneren van stellingen, maar vervolgens de discussie uit de weg gaat’’. De wrakingskamer wees het verzoek af en noemde de uitspraak hooguit ongelukkig. Nog geen maand later doet Moszkowicz weer een wrakingsverzoek. Er zou een etentje hebben plaatsgevonden, waarbij raadsheer Tom Schalken, getuige-deskundige Hans Jansen zou hebben proberen te overtuigen van de juistheid van de beslissing om Wilders te vervolgen. Moszkowicz wilde toen dat Jansen opnieuw werd gehoord, maar de Rechtbank weigerde dit. De wrakingskamer was door deze situatie overtuigd dat er voldoende aanleiding was om te spreken van partijdigheid. In april 2011 deed Moszkowicz nogmaals een verzoek tot wraking. Deze werd daarentegen wel weer geweigerd.[5]

Knoops zette het middel ook in tijdens de tweede zittingsdag, op 3 november jongstleden. Rechter Elianne van Rens werd gewraakt, omdat ze volgens Knoops blijk gaf van een mate van vooringenomenheid. Dit was volgens hem te merken aan haar manier van ondervraging van de getuige-deskundige Paul Cliteur. Een dag later wees de wrakingskamer het verzoek al af. De wrakingskamer gaf weliswaar toe dat de ondervraging stevig was, maar zag er geen probleem in. Ook gaven ze toe dat ze een stuk uit een arrest van de Hoge raad verkeerd had geciteerd, maar oordeelde dat ook rechters fouten kunnen maken en dat het nog geen grond gaf voor aanname van vooringenomenheid bij van Rens.

Dat zowel Knoops als Moskowicz gebruik maakt van de mogelijkheid tot het indienen van een wrakingsverzoeken, is natuurlijk niet verrassend. De behandeling van de zaken tegen Wilders zijn gevoelig voor beïnvloeding door de politieke voorkeur van rechters. Logisch dus dat de advocaten van Wilders er dik boven op zitten en elke kans proberen aan te grijpen een wrakingsverzoek in te dienen.

 

Vervolg strafzaak Wilders II

Maandag 14 november jongstleden, is de inhoudelijke behandeling van de zaak voortgezet. De advocaten van de klagende partijen kwamen aan het woord. Circa veertig Marokkaanse Nederlanders eisen 500 euro schadevergoeding per persoon van de politicus. Daarnaast werd getuige-deskundige Tom Zwart gehoord. Tom Zwart is hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit Utrecht. Volgens Zwart hoeft Wilders niet voor veroordeling te vrezen. Wilders heeft het namelijk over een nationaliteit en niet over een ras. Zwart zette uiteen dat volgens de wetsgeschiedenis, eerdere uitspraken en het EVRM nauwelijks aanknopingspunten te vinden zijn om Wilders daarvoor te veroordelen. Art 10 EVRM, dat gaat over de vrijheid van meningsuiting, geeft Wilders een vrij ruime mate van bescherming, aldus Zwart.

De zaak zal nu in rapper tempo doorgaan. Woensdag 16 november start het requisitoir van het OM en de dag erna zal het OM waarschijnlijk met een eis komen. Een spannend moment dus voor Wilders. Hoewel de zaak Wilders II misschien veel gelijkenissen heeft met Wilders I, kan er ook wel gesteld worden dat de uitlatingen van Wilders dit keer nog net iets verder tegen het randje aan zaten en Wilders nu wellicht meer te vrezen heeft dan in 2011. Vrijdag 9 december 2016 kan hij alvast in zijn agenda schrijven, want dat is de verwachte datum voor de uitspraak. Gerard Spong zal ook wel uitkijken naar deze dag om te zien of zijn hoop op ‘een taakstrafje in de moskee voor Wilders’, dan toch werkelijkheid zal worden.[6]

 

 

[1] Rb. Amsterdam, 23 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001

[2] AD, ‘Zaak tegen Geert Wilders is kansrijk’, 18 december 2014, http://www.ad.nl/binnenland/zaak-tegen-geert-wilders-is-kansrijk~a5812075/

[3] NOS, ‘Advocaat Wilders: proces ondermijnt democratie’, 23 september 2016, http://nos.nl/artikel/2133986-advocaat-wilders-proces-ondermijnt-democratie.html

[4] NOS, ‘Wilders: mensen thuis snappen hier niets van’, 23 september 2016, http://nos.nl/artikel/2134060-wilders-mensen-thuis-snappen-hier-niets-van.html

[5] NOS, ‘Wrakingsverzoek Wilders, herhaalt de geschiedenis zich?’, 3 november 2016, http://nos.nl/artikel/2141221-wrakingsverzoek-wilders-herhaalt-de-geschiedenis-zich.html

[6] AD, ‘Spong: leuk taakstrafje in de moskee zou mooi zijn’, 18 december 2014, http://www.ad.nl/binnenland/spong-leuk-taakstrafje-in-de-moskee-zou-mooi-zijn~a2073c0a/