Klaar met leven, voldaan, levensmoe: er kan een moment komen in het leven waarop het leven voltooid is, het niet meer hoeft om verder te gaan. Deze gevoelens kunnen leiden tot een doodswens. Is het in Nederland mogelijk om een dergelijke wens op een menswaardige wijze in vervulling te laten gaan?

Een ‘voltooid leven’

Mensen voor wie het leven voldaan is, hoeven niet (ongeneeslijk) ziek te zijn. Wel kunnen ze ouderdomsgebreken vertonen, afhankelijk zijn van de hulp van anderen, een levensdoel en zingeving aan het leven missen. In de discussie rondom het voltooide leven, beschrijft de regering de term als volgt:

‘Hiermee wordt doorgaans gedoeld op mensen die veelal op hoge leeftijd zijn en die, zonder dat zij overigens in medisch opzicht lijden aan een onbehandelbare en met ernstig lijden gepaard gaande ziekte of aandoening, voor zichzelf vast hebben gesteld dat voor henzelf de waarde van het leven zodanig is afgenomen dat zij de dood verkiezen boven verder leven.’[i]

Bij ‘voltooid leven’ is altijd sprake van de subjectieve beleving van de persoon zelf. De betrokkene is immers degene die naar eigen oordeel geen positief levensperspectief meer heeft en daarom een actieve doodswens heeft ontwikkeld.

Huidige juridische mogelijkheden

Zelfdoding is in Nederland niet strafbaar. Hulp bij zelfdoding is dat wél, onder de voorwaarde dat de dood ook echt intreed. (Artikel 294 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr). De ‘eerbied voor het menselijk leven’ van de ander vormde de legitimatie voor de strafbaarstelling en de strafmaat van 3 jaar gevangenisstraf voor hulp bij zelfdoding. Op grond van artikel 293 lid 2 Sr en artikel 294 lid 2 Sr is levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding niet strafbaar indien de hulp is verleend door een arts die heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen zoals neergelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (Wtl). Indien de arts het dodelijke medicijn toedient, is er sprake van euthanasie. Neemt de persoon de medicijnen zelf in, dan geeft de arts hulp bij zelfdoding. In beide gevallen is het vereist dat de persoon die zijn leven wenst te beëindigen uitzichtloos en ondragelijk lijdt. De persoon dient dus ongeneselijk ziek te zijn en pijn te hebben alvorens hulp bij de levensbeëindiging gegeven kan worden. Enkel een arts is bevoegd de hulp te verlenen en het lijden moet van een medische aard zijn.[ii]

Dat de Wtl niet bedoeld is voor ‘voltooid leven’, heeft de Hoge Raad in 2002 in het standaard arrest Brongersma bepaald.[iii]

Maar wat nu met de mensen die niet ziek zijn en geen ondragelijke pijnen lijden, maar wel klaar zijn met het leven? Dat dergelijke situaties schrijnend kunnen zijn, blijk uit het voorbeeld van de 99 jarige ‘Moek’ Heringa. Deze vrouw meende dat haar leven voltooid was, maar haar huisarts kon haar niet helpen. Haar 71 jarige zoon Albert besloot haar uit naastenliefde te helpen met het uitvoeren van haar doodswens. In totaal verzamelde hij 161 pillen voor zijn moeder, die zij in het bijzijn van haar zoon innam. Zoon Albert werd door justitie vervolgd voor hulp bij zelfdoding. De uitspraak van de rechtbank was overigens opvallend te noemen, Albert werd namelijk schuldig verklaard, maar zonder strafoplegging. Het Hof ontsloeg Albert van alle rechtsvervolging.[iv] De uitspraken waren voer in de maatschappelijke discussie rondom hulp bij zelfdoding van een voltooid leven. Deze discussie draait om de vraag of mensen die lijden aan het leven zelf ook hulp moeten kunnen krijgen bij een waardige dood.

In juli 2014 hebben de ministers van Volksgezondheid, Welzijn & Sport en van Veiligheid & Justitie een Commissie van wijzen inzake hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten (hierna aangeduid als ‘de adviescommissie’) ingesteld. Naar aanleiding van een verzoek van de vvd-fractie hebben de ministers de adviescommissie gevraagd een advies uit te brengen over de juridische mogelijkheden en de maatschappelijke dilemma’s met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten.

Standpunten van maatschappelijke organisaties

Initiatiefgroep Uit Vrije Wil betoogd sinds 2010 dat (oude) mensen die het leven voltooid achten en waardig wensen te sterven op hun verzoek stervenshulp moeten kunnen krijgen. De mens is immers autonoom en heeft recht op zelfbeschikking. Bovendien kan straffeloze hulp bij zelfdoding leiden tot een afname van mensonwaardigere zelfdodingen. Ook de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde meent dat de strafbaarstelling van hulp bij zelfdoding afgeschaft dient te worden, omdat het niet meer past in de huidige maatschappij. Coöperatie Laatste Wil wijst er op dat art. 294 lid 2 Sr in de weg staat aan het zelfbeschikkingsrecht van de mens, omdat het artikel het zelfbeschikkend handelen inzake het eigen levenseinde belemmerd. Juristenvereniging Pro Vita brengt tegen voorgaande argumenten in dat het te betwijfelen is of familieleden of naasten voldoende distantie hebben om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen over de situatie van de betrokkene en of hun beweegredenen altijd zuiver zullen zijn. De Nederlandse Patiëntenvereniging pleit er voor het onderliggende maatschappelijk probleem rond ‘voltooid leven’ beter onderzoek moet worden. Het voorkomen van een doodswens is volgens deze vereniging beter dan het wettelijk mogelijk maken om uiting te geven aan deze wens.[v] Deze opinie wordt gedeeld door de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen en Protestants Christelijke Ouderen Bond.

Mogelijke aanpassingen

Europees gezien bestaat er tussen de lidstaten geen overeenstemming over het recht van het individu om te beslissen over de wijze en het tijdstip van het eigen levenseinde. Aan staten komt volgens het Europese Hof voor de rechten van de mens dan ook een aanzienlijke ‘margin of appreciation’ toe. Een staat mag voorzieningen creëren of maatregelen treffen om euthanasie of hulp bij zelfdoding te faciliteren onder de voorwaarde dat de getroffen voorzieningen voldoen aan de eisen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Een staat heeft echter geen positieve verplichting tot het creëren van voorzieningen of het treffen van maatregelen om (waardige) zelfdoding in het algemeen of in geval van ‘voltooid leven’ in het bijzonder te faciliteren.

Er zijn verschillende manier waarop de huidige juridische mogelijkheid voor het bieden van hulp bij zelfdoding aangepast zo kunnen worden. Ten eerste zou art.294 lid 2 Sr geschrapt kunnen worden. Het zou dan voor een ieder toegestaan zijn hulp bij zelfdoding te verlenen. Op grond van lid 1 blijft aanzetten tot zelfdoding dan wel onverkort strafbaar. Het afschaffen van de strafbaarstelling op hulp bij zelfdoding, doet recht aan de autonomie van de mens. Met het wegvallen van het huidige normerings- en toetsingskader voor hulp bij zelfdoding, neemt echter wel het risico op misbruik toe. Dit risico ontstaat onder meer omdat er dan geen verplichting meer bestaat na te gaan of er inderdaad sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en of er nog mogelijke alternatieven zijn.

Een andere mogelijkheid is niet het afschaffen maar het aanpassen van de huidige strafbaarstelling. Hulp bij zelfdoding door niet-artsen zou onder bepaalde voorwaarden niet strafbaar kunnen zijn. Op deze manier kunnen mensen invulling geven aan de doodswens, maar blijven er toch voorwaarden ter controle gelden. Nadeel is dat er in de praktijk rechtsonzekerheid kan ontstaan over de juiste toepassing en blijft de kans op misbruik door manipulatie uit de naaste omgeving bestaan.

Een derde optie is de grond ‘voltooid leven’ onder de reikwijdte van de Wtl brengen, naast de grondslag van ‘ondragelijk en uitzichtloos’ medisch lijden. Het is voor artsen echter veel lastiger vast te stellen of iemand om niet-medische redenen aan het leven lijdt.

Ten slotte zou aan mensen met een doodswens ook de mogelijkheid kunnen worden gegeven om zonder hulp van anderen het leven te beëindigen door middel van een ‘laatste wil’-pil. Een dergelijke pil zou angst voor lijden in de toekomst en een onwaardig sterfbed kunnen wegnemen en daarmee geruststellend kunnen werken. Risico’s zijn echter wel dat de pil in verkeerde handen terecht komt, misbruik wordt of leidt tot impulsieve zelfdodingen. [vi]

Advies van de adviescommissie

Na afweging van alle beschouwingen, inzichten en mogelijkheden, is de adviescommissie begin dit jaar tot de conclusie gekomen dat het niet wenselijk is om de huidige juridische mogelijkheden inzake hulp bij zelfdoding aan te passen. De adviescommissie heeft een aantal fundamentele aspecten in haar beoordeling betrokken waaronder: autonomie, het belang van veiligheid (voor hulpvrager, hulpverlener en de samenleving als geheel), het gegeven dat zelfdoding onomkeerbaar is, zorgvuldigheid en proportionaliteit. Reden om tot deze conclusie te komen waren voor de adviescommissie onder andere het feit dat wetgeving rondom euthanasie en hulp bij zelfdoding is gebaseerd op barmhartigheid, niet op het recht op zelfbeschikking. Bovendien hecht de commissie veel waarde aan een helder normerings- en toetsingskader in gevallen van hulp bij zelfdoding.

De huidige juridische mogelijkheden voor levensbeëindiging uit de Wtl, biedt naar het oordeel van de adviescommissie voldoende ruimte om het grootste gedeelte van de ‘voltooid leven’-problematiek te ondervangen. In veel gevallen is namelijk sprake van een medische grondslag waarbij een combinatie van medische en niet-medische problemen leiden tot uitzichtloos en ondraaglijk lijden in de zin van de huidige Wtl. Het aantal mensen bij wie de doodswens niet gerelateerd is aan medisch lijden, is naar inzicht van de adviescommissie waarschijnlijk klein. De adviescommissie ziet dan ook geen aanleiding om de juridische mogelijkheden tot euthanasie en hulp bij zelfdoding te verruimen.[vii]

 

__________________________________________________________________________

[i] Kamerstukken II, 1999–2000, 26691, nr. 6 (Nota naar aanleiding van het verslag) p. 30.

[ii] E. Pans, De normatieve grondslagen van het Nederlandse Euthanasierecht, Wolf Legal Publishers, 2006, p. 189

[iii] HR 24 december 2002, LJN AE8772.

[iv] De Vito, Albert Heringa, Annotatie bij de uitspraak in hoger beroep’, Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde mei 2013.

[v] Adviescommissie voltooid leven, Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten, Den Haag 2016, p.168-171.

[vi] Adviescommissie voltooid leven, Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten, Den Haag 2016, p. 156-190.

[vii] Adviescommissie voltooid leven, Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten, Den Haag 2016, p. 209.