Een vlieg in het urinoir of een verdrietige smiley als er te hard gereden wordt. Heb je op een webshop wel eens een artikel aangeklikt dat speciaal voor jou was aanbevolen? Dit zijn slechts enkele voorbeelden van sturingsmethoden die door bedrijven en overheden gebruikt worden. Burgers worden bewust en onbewust continue ‘genudged’. Nudging wordt gezien als een belangrijk reguleringsinstrument, dat voor het eerst werd geïntroduceerd door Sunstein en Thaler in 2008 in het boek ‘’Nudge: Improving decisions about health, wealth, and happiness’’.[1]

Dit artikel gaat allereerst in op het fenomeen ‘nudging’. Wat is een nudge en hoe werkt het? Aan de hand van voorbeelden wordt uitgelegd waarom nudging een handig instrument voor de overheid is. Tegelijkertijd moge duidelijk zijn dat er een zeker gevaar schuilt achter het sturen van het gedrag van mensen. De vele kritiek op het gebruik van nudges zal daarom daarna besproken worden.

 

Nudging

Een ‘nudge’ is een duwtje in de goede richting, zonder de keuzevrijheid te beperken. Dat wil zeggen dat het gedrag van mensen op voorspelbare wijze veranderd wordt, zonder opties te verbieden of de financiële stimulansen aanzienlijk te wijzigen.[2] Een nudge is bijvoorbeeld gezonde voeding op ooghoogte leggen in de kantine. Junkfood verbieden daarentegen, is geen nudge. Door middel van nudges worden mensen gestimuleerd de ‘juiste’ keuze te maken. Nudging kan door zowel private als publieke actoren bedacht en gebruikt worden. Richard Thaler en Cass  Sunstein  leggen uit hoe  door kleine prikkels  en  duwtjes, de  overheid  vereenvoudigd kan  worden  en  mensen  betere  keuzes  kunnen  maken.

Nudges spelen handig in op de ‘fouten’ van mensen. Fouten van mensen ontstaan voornamelijk door gemakzucht. Mensen zijn vaak geneigd vast te houden aan hun bestaande situatie, ze geven de voorkeur aan de status-quo. Zo laat de meerderheid van de mensen de standaardinstellingen op de telefoon staan. Bedrijven kunnen hier gemakkelijk op inspelen. Het beleid dat de meeste winst oplevert, wordt de standaardinstelling.

Verleidingen en zelfbeheersing zijn een tweede valkuil voor mensen. Hier hangt tevens de gemakzucht mee samen. Denk aan het argeloos leegeten van een schaaltje nootjes, terwijl je eigenlijk al lang vol zit.

Een laatste belangrijke factor voor fouten is het kuddegedrag van de mens. Mensen worden gemakkelijk door elkaar beïnvloed, omdat mensen zich nu eenmaal graag conformeren. Wanneer mensen vuil in de prullenbak gooien in plaats van op straat, zullen andere mensen hun papiertje ook sneller in de prullenbak gooien (dit werkt natuurlijk ook andersom).

Sunstein en Thaler geven een aantal handvatten om het gedrag van mensen te sturen. Ze stellen bijvoorbeeld een systeem van RECAP (record, evaluate and compare alternative prices) voor, waarbij overheden bedrijven kunnen dwingen om kosten openbaar te maken. Denk bijvoorbeeld aan het dwingen van providers om kosten schema’s op te stellen, zodat de consument voor elke provider kan zien wat de kosten zijn, en daardoor gemakkelijk kan vergelijken. Een andere methode kan het gebruik van zogenaamde ‘incentives’ zijn. Het doel hiervan is om mensen bewust te laten worden van bepaalde voor- en nadelen. Een incentive is bijvoorbeeld een aircosysteem waarbij de kosten per uur worden weergegeven in plaats van alleen een rekening aan het eind van het jaar.

De bedenkers van ‘nudging’ zijn er van overtuigd dat zelfs grote maatschappelijke problemen aangepakt kunnen worden door gedragssturing. Het boek beschrijft onder andere oplossingen voor wankelende kredietmarkten, het tekort aan orgaandonoren en klimaatverandering.

 

Kritiek

Nudging lijkt een nobel instrument om de wereld te verbeteren, maar geheel onomstreden is het zeker niet. Hoe ver mogen mensen gestuurd worden in hun gedrag? Is er bij verregaande sturing nog wel sprake van keuzevrijheid? Komt hiermee niet de legaliteit en de legitimiteit van de overheid in het gedrang?

 

Keuzevrijheid?

De kracht van een nudge is dat mensen zónder dwang en in alle vrijheid de juiste keuze maken. Maar is dat eigenlijk wel zo? Formeel gezien worden er geen gedragsopties uitgesloten, maar dit blijkt in de praktijk vaak niet zo te werken. Het idee van een ‘nudge’ is nu juist dat dit vaak onbewust en onopvallend gebeurd.[3] Mensen zouden dus niet weten wanneer ze ‘genudged’ worden.[4]  Onbewust worden ze in een bepaalde richting gestuurd, dus zonder dat ze dit door hebben. Een alternatief zal daardoor niet bekeken worden, omdat ze denken zelf de juiste keuze gemaakt te hebben. In hoeverre kunnen we dan nog spreken van keuzevrijheid? Nudging heeft op deze manier meer weg van manipulatie. Dit valt op te lossen door transparantie en mensen er op attent te maken dat ze ‘genudged’ worden. Maar in veel gevallen zal de nudge dan niet meer werken, omdat het dan gezien wordt als betutteling.

Een sturende overheid lijkt een mooi streven, doch kleven hier enkele bezwaren aan. Hoe meer de overheid de burger stuurt om maar juiste keuzes te maken, hoe meer afhankelijk hij wordt. Door alle duwtjes wordt ons de kans ontnomen fouten te maken en hiervan te leren. Bovendien is het maar de vraag of een overheid altijd maar moet sturen. Is iedereen hier wel bij gebaat? Kan en moet een overheid altijd beslissen wat het beste is voor mensen?[5] Uiteraard is het nodig dat de overheid haar burgers beschermt op bepaalde fronten, maar zij moet hierin niet doorslaan. Door teveel nudges worden burgers afhankelijk van de overheid.[6] De hulpmiddelen die de overheid de burger biedt, zorgen ervoor dat de burger zelf niet hoeft na te denken en dus gemakzuchtig wordt. Wanneer de prikkels en duwtjes worden gestopt, zullen mensen al snel terugvallen in oude (slechte) patronen.

 

Fundamentele rechten en vrijheden

Sunstein en Thaler dragen een aantal ideeën aan om het aantal orgaandonoren te vergroten. Veel landen kennen een systeem van expliciete toestemming. Mensen zijn geen orgaandonor, tenzij ze aangeven dit wel te willen zijn. Door dit opt-in systeem als standaardregel en de gemakzucht van mensen, zijn er te weinig orgaandonoren, zo stellen de auteurs. Een alternatief zou het opt-out systeem kunnen zijn, wat sommige landen inmiddels kennen. Dit alternatief stuit echter op nogal wat kritiek. De overheid gaat niet over het recht op zelfbeschikking.[7] Mensen zouden zelf bewust de keuze moeten maken en deze niet opgelegd moeten krijgen door de overheid. Door een opt-out systeem wordt er geprofiteerd van de gemakzucht én de sociale druk van mensen.

Sunstein en Thaler komen ook nog met andere alternatieven. Een van de opties is een gedwongen keuze. Mensen komen op deze manier niet weg met gemakzucht. Ze worden als het ware verplicht om ja of nee te kiezen. Op deze manier behouden burgers elke keuzemogelijkheid zou je zeggen. Maar is dat wel zo? De vrijheid om geen keuze te maken wordt op deze manier ontnomen.

Critici vinden dat nudging hier te ver gaat. Een nudge is immers bedoelt om met zachte hand te sturen, niet om in te grijpen in fundamentele rechten en vrijheden van de mens. Een opt-out systeem waarbij iemand die geen bezwaar maakt, wordt geacht toe te stemmen met orgaandonatie, wringt met artikel 11 GW, de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam.[8] Als we bovendien bij zo’n beladen thema de regel kunnen omkeren (van opt-in naar opt-out), zou de overheid dat bij nog veel meer regels kunnen doen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling.

 

Wetgeving

Thaler en Sunstein zweren bij nudges en ‘vergeten’ voor het gemak, dat er naast nudges ook vaak wetgeving nodig is. Het legaliteitsbeginsel vereist nu eenmaal een wettelijke grond voor overheidsingrijpen. Nog even terug naar orgaandonatie. Als de overheid zou besluiten de regel om te keren en van opt-in naar een opt-out systeem te gaan, dan is daar een wetswijziging voor nodig. In die zin is er eigenlijk al geen sprake meer van een nudge.

Verder kan het soms lastig zijn voor de overheid om haar burgers te sturen. Hoe moeten nudges vertaald worden in beleid? Wetgeving is in beginsel algemeen en abstract, terwijl nudges vaak specifiek en concreet zijn.[9]

 

Conclusie

In een tijd van bezuinigingen en kritiek op bureaucratie en regeldruk, is nudging een welkome compromis. Nudging is een goedkope manier van regulering. Burgers informeren en bewust laten worden van vervuiling, ongezonde gewoontes en hoge kosten, lijkt alleen maar voordelen met zich mee te brengen. Een overheid die verbiedt en eist is soms nodig, maar lang niet altijd gewenst. De klimaatverandering zal niet worden gestopt door duwtjes, maar elk duwtje in de goede richting is weer een stap dichterbij een langer en gezonder leven. Zo lang nudging verantwoord kan worden en gelegitimeerd is, lijkt het een mooi reguleringsinstrument.

 

________________________________________________________________________________

[1] Het boek is ook in het Nederlands verkrijgbaar: R. Thaler, R. Sunstein, Nudge. Naar betere beslissingen over gezondheid, geluk en welvaart, Yale University Press 2008.

[2] De auteurs spreken van ‘libertair paternalisme’

[3] A. Schonewille, H.R. Koornstra, ‘De vogelvrije: over libertair paternalisme en de individuele gevolgen van keuzevrijheid’, BenM 2010, p. 182.

[4] R.A.J. van Gestel, ‘De wetgever als keuzearchitect’, RegelMaat 2013 (28) 1, p. 35.

[5] A. Schonewille, H.R. Koornstra, ‘De vogelvrije: over libertair paternalisme en de individuele gevolgen van keuzevrijheid’, BenM 2010, p. 182.

[6] R.A.J. van Gestel, ‘De wetgever als keuzearchitect’, RegelMaat 2013 (28) 1, p. 32.

[7] R. Peeters, M. Schuilenberg, ‘De geest als aangrijpingspunt. De betekenis van gedragssturing in veiligheid, gezondheid en onderwijs’, JusVer 2014 (40), nr. 4, p. 12.

[8] R.A.J. van Gestel, ‘De wetgever als keuzearchitect’, RegelMaat 2013 (28) 1, p. 33.

[9] P. Jonkers, ‘Inzicht in gedrag voorwaarde voor goede wetgeving’, RegelMaat 2013 (28) 1, p. 14.