Afgelopen dinsdag stonden de ‘zes van Breda’, meer dan twintig jaar na de roofmoord op ‘Oma Mok’, voor het gerechtshof in Den Haag.[1] Drie jaar geleden oordeelde de Hoge Raad dat de strafzaak opnieuw behandeld moest worden door het Hof.[2] Ontlastend bewijs zou niet zijn opgenomen in het dossier en daarnaast zouden de bekennende verklaringen van de medeplichtige vrouwen tegenstrijdig en vol onmogelijkheden zijn geweest.

In de nacht van 3 op 4 juli 1993 werd de 56-jarige Mok Mui Cheung, ook wel ‘Oma Mok’ genoemd, vermoord in het Chinese restaurant Peacock in Breda. De inhoud van de gokkast bleek te zijn leeggehaald. Op basis van een tip werden zes verdachten gearresteerd. Dit waren drie vrouwen van respectievelijk 19, 20 en 21 jaar en drie mannen van 19 jaar. Zij werden later bekend als de ‘zes van Breda’. De vrouwen legden een bekennende verklaring af. De mannen blijven echter tot op de dag van vandaag ontkennen iets met de roofmoord te maken te hebben. In hoger beroep bij het gerechtshof in Den Bosch werden de mannen veroordeeld tot elk tien jaar gevangenisstraf, omdat doodslag zou zijn bewezen. De drie vrouwen kregen gemiddeld twee jaar gevangenisstraf opgelegd wegens medeplichtigheid. Allen hebben hun straf uitgezeten.

In juni 2012 heeft de procureur-generaal een herzieningsverzoek ingediend bij de Hoge Raad. In december van ditzelfde jaar bepaalde de Hoge Raad dat de strafzaak over moest worden gedaan, omdat er sprake was van een novum, een nieuw feit. De rechters hadden namelijk eerder geen kennis kunnen nemen van een ontlastende getuigenverklaring, omdat deze niet in het dossier was opgenomen. Deze betreffende getuigen zaten op de nacht van de moord urenlang in het bushokje tegenover het Chinese restaurant en hebben destijds tegen de politie verklaard dat hen niks bijzonders is opgevallen. Deze verklaring is echter niet verenigbaar met de vechtpartij die zich buiten en binnen het restaurant zou hebben voorgedaan. Daarnaast zouden de vrouwen in een auto bij het restaurant gewacht hebben. Het gerechtshof in Den Haag moest volgens de Hoge Raad opnieuw oordelen in deze zaak.

Het Hof heeft de ‘zes van Breda’ wederom schuldig bevonden. De zaak bracht veel aandacht van de media met zich mee omdat het pas de zevende herzieningszaak is van deze eeuw. Het werd de eerste herziening waarin de straf werd gehandhaafd. Het Hof heeft geoordeeld dat de vrouwen onvoldoende konden aantonen waarom ze destijds een valse verklaring hadden afgelegd. Daarnaast vroeg het Hof zich af waarom de vrouwen er niet eerder mee zijn gekomen dat de verklaringen vals zouden zijn. Ook zouden de alibi’s van de veroordeelden van de nacht van het misdrijf niet kloppen. Ten slotte wordt er door het Hof ook geen waarde gehecht aan de getuigenverklaringen die ontlastend zijn voor de ‘zes van Breda’.

Door de veroordeelden werd emotioneel gereageerd na afloop van de zitting. Er werd gehoopt op eerherstel, maar dit mocht niet baten. Alle zes veroordeelden hebben aangegeven in cassatie te gaan tegen de uitspraak van het Hof.

[1] Gerechtshof Den Haag 14 oktober 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:2859

[2] HR 12 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7190