Sinds 1 januari 2013 is het ingezetenencriterium van kracht in het Nederlandse coffeeshopbeleid. Dit criterium houdt in dat coffeeshops niet toegankelijk zijn voor niet-Nederlanders en dus ook niet verkopen aan anderen dan aan ingezetenen van Nederland. Dit criterium is ingevoerd tegen de achtergrond van het streven drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast tegen te gaan.

Overtreding van het ingezetenencriterium heeft in juni 2013 geleid tot de vervolging van een portier van een Maastrichtse coffeeshop. De portier zou meerdere malen hasjiesj en/of hennep hebben verkocht aan niet-ingezetenen van Nederland. In zijn verweer voert de verdachte onder andere aan dat het ingezetenencriterium onrechtmatig is. Het betoog van de verdediging houdt kortgezegd in dat het ingezetenencriterium een vorm van verkapte (indirecte) discriminatie is en daarmee in strijd met Europees recht, artikel 14 van het EVRM, artikel 1 Twaalfde Protocol van het EVRM, artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsmede artikel 1 van de Grondwet.

De rechtbank is echter van oordeel dat het doel, het weren van drugstoerisme, een redelijk en legitiem doel is en zodoende een (indirect) onderscheid naar nationaliteit gerechtvaardigd is.[i] In hoger beroep wordt begin 2014 een themazitting gehouden met betrekking tot het ingezetenencriterium. Ook het hof acht het criterium niet onrechtmatig.[ii]

Op 29 september van dit jaar wijst de Hoge Raad een arrest over de haar voorgelegde vraag of het ingezetenencriterium rechtmatig is of toch in strijd met het (Europees) recht. De Hoge Raad verwijst in haar oordeel naar een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie uit 2010. Het Hof van Justitie heeft in die uitspraak geoordeeld dat een verbod om niet-ingezetenen tot coffeeshops toe te laten een maatregel is om het drugstoerisme aanzienlijk te beperken en bijgevolg de daardoor veroorzaakte problemen te verminderen. Volgens het Hof van Justitie kan het niet onrechtmatig worden geacht dat een lidstaat passende maatregelen neemt om het hoofd te bieden aan een massale toestroom van inwoners uit andere lidstaten die willen profiteren van een gedoogbeleid. Het gemaakte onderscheid tussen in Nederland wonende en buitenlandse klanten wordt gerechtvaardigd door interlokale en internationale belangen bij de bestrijding van drugscriminaliteit.[iii] Naar oordeel van het Europese Hof van Justitie is het ingezetenencriterium dus geen vorm van ongeoorloofde discriminatie.

In lijn met deze uitspraak oordeelde de Hoge Raad vorige week dat het ingezetenencriterium zoals dat van kracht is in het Nederlandse gedoogbeleid niet in strijd is met het discriminatieverbod.[iv] Nederlandse coffeeshops zullen dus niet-ingezetenen aan de deur moeten weren.

__________________________________________________________________________

[i] Rb Limburg 26 juni 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:4071.

[ii] Hof ’s-Hertogenbosch 19 februari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:391.

[iii] HvJ 16 december 2010, C-137/09 (Josemans), NJ 2011, 290 met noot A.H. Klip.

[iv] HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2856.