Chantal van Beek

Eén man kost de gemeente Dordrecht jaarlijks een half miljoen euro. Er is namelijk voor een dergelijk bedrag aan mankracht nodig voor het verwerken van de post van de Dordrechtse Mustafa Karasahin. Uit onvrede over de beslaglegging op een groot deel van zijn huurpanden – het gevolg van zijn weigering te voldoen aan strengere huureisen – stuurt Karasahin de gemeente maandelijks tientallen en soms honderden Wob-verzoeken en bezwaarschriften. “Uit belangstelling”, zegt hij. Op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) is de gemeente Dordrecht verplicht de informatieverzoeken van Karasahin voornoemd in behandeling te nemen, anders verbeurt de gemeente een dwangsom, die maximaal kan oplopen tot 1.260 euro.[i]

Inleiding

Minister Plasterk heeft een tijd geleden middels een brief aan de Tweede Kamer te kennen gegeven de dwangsom bij Wob-verzoeken te willen afschaffen. De reden hiervan lijkt de eenvoudige mogelijkheid tot misbruik van de regeling, zie het bovengenoemde voorbeeld, dat voor een toenemend aantal burgers een serieuze bijverdienste is geworden en voor gemeenten enorm veel onnodige kosten met zich meebrengt.[ii] Al eerder gaf de Nationale Ombudsman, destijds Alex Brenninkmeijer, aan dat de Wob zo spoedig mogelijk dient te worden afgeschaft vanwege de vele zogenoemde ‘spookaanvragen’.[iii] Inmiddels is een wijziging van de wet ter consultatie aangeboden.[iv] In dit artikel staat de problematiek omtrent de huidige regelgeving binnen de Wob centraal.

Opzet

Allereerst zal de doelstelling van de Wob en daarbij specifiek het doel van de Wob-verzoeken uiteengezet worden. Hierna zal de dwangsom als zijnde sanctie aan bod komen. Vervolgens zal de mogelijkheid tot misbruik door de burger en de daarbij relevante ontwikkelingen die hieromtrent hebben plaatsgevonden nader worden toegelicht. De beoogde wetswijziging omtrent de aanpak van de mogelijkheid tot misbruik van de Wob-verzoeken zal hierna besproken worden. Ten slotte zal een conclusie worden gegeven omtrent de rechtvaardiging van de voorgenomen wetswijziging en de haalbaarheid van de aanpak van de misbruikproblematiek van de Wob-verzoeken.

 Wob-verzoek en dwangsommen

Wob

Artikel 110 van de Grondwet bepaalt dat de overheid bij de uitvoering van haar taak zo veel mogelijk openbaarheid in acht dient te nemen. Eveneens geeft dit artikel de plicht dat bij wet moet zijn geregeld hoe de overheid hieraan invulling geeft. Deze invulling is onder meer gegeven in de Wob. Het centrale doel van de Wob is het reguleren van de informatievoorziening ten behoeve van de controle op de goede en democratische bestuursvoering. Het gaat er dus om dat burgers toegang moeten hebben tot overheidsinformatie om het bestuur adequaat te kunnen controleren en om eventuele misstanden aan de kaak te kunnen stellen. Daarnaast moeten zij over voldoende informatie beschikken om mee te kunnen denken met de overheid en om deel te kunnen nemen aan het werk van de overheid.[v] [vi] Openbaarheid van informatie is essentieel voor de kwaliteit van de democratie, samen met de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM)[vii], de vrijheid van nieuwsgaring en de waarborging tegen monopolievorming in de media.[viii]

De Wob bepaalt dat overheidsorganen in sommige gevallen in het belang van een goede en democratische bestuursvorming uit eigen beweging informatie dienen te verschaffen.[ix] [x] Dit betreft de actieve openbaarheid. Er staat geen sanctie op het niet nakomen van de actieve openbaarmakingsplicht door bestuursorganen.[xi] Deze wijze van informatieverschaffing is hier dan ook irrelevant, omdat dit artikel ziet op de wijze van misbruik via het indienen van informatieverzoeken, waarbij de overheid bij niet-nakoming juist wel een sanctie opgelegd kan krijgen. Deze laatst genoemde wijze van openbaarheid wordt de passieve openbaarheid van bestuur genoemd. De passieve openbaarheid regelt het recht van de burger om bestuursdocumenten in te kijken of er een kopie van te krijgen.[xii]

Zoals hiervoor al aangegeven, kunnen burgers op grond van de Wob een verzoek indienen omtrent de verkrijging van informatie van bestuursorganen. Iedereen kan een dergelijk verzoek indienen, daarbij hoeft geen specifiek belang gesteld te worden en het verzoek is vormvrij. Een Wob-verzoek kan zelfs mondeling worden ingediend.[xiii] De enige eis is dat de informatie waarom wordt verzocht een ‘bestuurlijke aangelegenheid betreft’ (een aangelegenheid ten aanzien waarvan het bestuursorgaan beleid voert of althans zou kunnen voeren) en dat deze informatie is neergelegd in documenten.[xiv] Ten aanzien van dit laatste vereiste is bepaald dat informatie aanwijsbaar aanwezig moet zijn. Het moet ergens zijn vastgelegd, op wat voor gegevensdrager dan ook. Ook geluidsbanden, films en foto’s zijn dus documenten in de zin van de Wob, net als informatie in digitale bestanden, zoals e-mailberichten of elektronische versies van documenten.

In sommige gevallen zal het belang van openbaarmaking echter moeten wijken voor een ander belang, waardoor de verstrekking van informatie achterwege blijft. De Wob geeft daartoe in de artikelen 10 en 11 een limitatieve opsomming van een aantal uitzonderingsgronden. Een voorbeeld van een uitzonderingsgeval is dat het belang niet opweegt tegen het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Er is daarnaast onderscheid te maken in absolute en relatieve uitzonderingsgronden. Absolute uitzonderingsgronden zijn altijd een uitzonderingsgrond. Relatieve uitzonderingsgronden zijn dat daarentegen niet.[xv]

Ex. artikel 6 van de Wob dient een bestuursorgaan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen, te beslissen op een verzoek om informatie. Deze termijn kan echter met vier weken worden verdaagd, wat maakt dat het bestuursorgaan in totaal maximaal acht weken de tijd heeft om te beslissen.[xvi] Als het bestuursorgaan heeft besloten de informatie te verstrekken, kan het orgaan de feitelijke verstrekking nog twee weken uitstellen, om belanghebbenden de gelegenheid te bieden bezwaar te maken en om eventueel een voorlopige voorziening aan te vragen.[xvii] Hierna is op grond van artikel 6:2 sub b van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) sprake van fictieve weigering door het bestuursorgaan en kan de verzoeker hiertegen beroep instellen bij de bevoegde rechtbank (team Bestuursrecht).[xviii] De Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (hierna Wet dwangsom) is van toepassing bij het niet tijdig beslissen op een Wob-verzoek.

Wet dwangsom

De Awb geeft termijnen waarbinnen de overheid dient te beslissen.[xix] Deze termijnen beschermen burgers tegen onbehoorlijk gedrag van de overheid. Tevens verschaffen deze rechtszekerheid, omdat de burger zo weet binnen welke termijn hij duidelijkheid krijgt omtrent het standpunt van de overheid. Vanwege de vele gesignaleerde tekortkomingen in de naleving van de beslistermijnen is met de Wet dwangsom de burger een effectiever middel geboden tegen ‘te trage’ besluitvorming  door bestuursorganen.[xx] Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom in werking getreden.[xxi]

De Wet dwangsom is opgenomen in de Awb en deze wet is eveneens van toepassing op de Wob.[xxii] Op grond van artikel 4:17 lid 1 Awb verbeurt een bestuursorgaan aan een burger – na ingebrekestelling –[xxiii]  in beginsel[xxiv] een dwangsom, indien een beschikking op een aanvraag niet tijdig wordt gegeven. Bij een uitblijvende beschikking kan die dwangsom op grond van artikel 4:17 lid 2 Awb – in samenhang met lid 1 – oplopen tot een bedrag van 1.260 euro. De dwangsom is bedoeld als instrument voor burgers om het tijdig beslissen door bestuursorganen te bevorderen, zodat de burger niet onnodig lang over die beslissing in het ongewisse blijft.[xxv]

 Misbruik en ontwikkelingen hieromtrent

 Bij het misbruik van de Wet dwangsom gaat het om Wob-verzoeken die niet worden ingediend ter verkrijging van informatie, maar om geld te verdienen aan de Wob door middel van inning van een dwangsom bij niet tijdig beslissen.[xxvi] Zo wordt bijvoorbeeld een Wob-verzoek verborgen in een open sollicitatiebrief, in de hoop dat het verzoek over het hoofd wordt gezien en er geld geïnd kan worden.[xxvii] Wob-verzoekers proberen  bewust het bestuursorgaan op het verkeerde been te zetten of hun verzoek in de ambtelijke molens te laten verzanden, zodat het bestuursorgaan niet tijdig beslist en dientengevolge een dwangsom verbeurt. De afhandeling van deze op het innen van geld gerichte Wob-verzoeken jaagt de bestuursorganen op hoge kosten en gaat ten koste van hun functioneren.[xxviii]

In de afgelopen jaren is steeds duidelijker naar voren gekomen dat er sprake is van een dergelijk misbruik door burgers.[xxix] Onderzoek heeft bevestigd dat bestuursorganen worden geconfronteerd met grootschalig misbruik van de Wob.[xxx] Al in de eerste jaren na de inwerkingtreding is onderzoek gedaan naar de ervaringen van gemeenten met de Wet dwangsom om na te gaan of er knelpunten bij de uitvoering van de dwangsomregelingen bestonden. Dit onderzoeksrapport “Monitor Wet Dwangsom” is bij brief van 12 oktober 2012 aan de Tweede Kamer toegezonden.[xxxi] Uit dit rapport is naar voren gekomen dat driekwart van de gemeenten in 2010 te maken heeft gekregen met Wob-verzoeken, waarvan wordt vermoed dat ze uitsluitend zijn ingediend met het oogmerk om een dwangsom te innen. Het rapport gaf als aanbeveling om in de Wob een bepaling op te nemen op grond waarvan een verzoek om informatie zou kunnen worden afgewezen, als het bestuursorgaan zou vermoeden dat het verzoek is ingediend om dwangsommen te innen.[xxxii]

Hiertoe is een conceptwetsvoorstel in consultatie gegeven, dat een dergelijke bepaling bevatte. Uit de consultatie is echter naar voren gekomen dat het vaak moeilijk aantoonbaar zal zijn, dat een verzoek een ander doel heeft dan het verkrijgen van informatie. De verzoeker hoeft immers geen belang te stellen voor het verkrijgen van informatie en de verzoeker die een ander motief heeft dan het verkrijgen van informatie zal dat motief juist niet (snel) kenbaar maken.[xxxiii] Uit de consultatie komt eveneens naar voren dat er breed overeenstemming bestaat over de wenselijkheid van een maatregel waarbij een halt wordt toegeroepen aan het indienen van Wob-verzoeken die gericht zijn op het innen van dwangsommen.[xxxiv] Onder andere de VNG[xxxv], de politieberaden[xxxvi] en de gemeenten Amsterdam,[xxxvii] Rotterdam en Den Haag[xxxviii] hebben uitdrukkelijk op de wenselijkheid gewezen om de in paragraaf 4.1.3.2. van de Awb neergelegde dwangsomregeling bij niet tijdig beslissen niet langer van toepassing te laten zijn op Wob-verzoeken.

Bij brief van 9 april 2013 aan de minister van Veiligheid en Justitie heeft het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie mede aan de hand van tal van voorbeelden aandacht gevraagd voor het op het innen van dwangsommen gerichte misbruik van de Wob waarmee het OM, het Centraal Justitieel Incassobureau en de politie in toenemende mate worden geconfronteerd.[xxxix] De brief schetst de aanzienlijke investeringen die zijn gedaan om Wob-verzoeken zo goed mogelijk en binnen de gestelde termijn af te handelen. De afschaffing van de dwangsomregeling bij Wob-verzoeken wordt ook hier naar voren geschoven als middel dat ervoor moet zorgen dat de Wob niet meer aantrekkelijk is voor mensen die aan Wob-verzoeken willen verdienen.[xl]

De beoogde wetswijziging

 Bij brief van 15 januari 2014[xli] heeft de minister van Veiligheid en Justitie het rapport “Evaluatie van een drietal versnellingsinstrumenten uit de Awb” aan de Tweede Kamer gezonden. Minister Plasterk heeft bij brief van 25 juni 2014[xlii], mede namens de minister van Veiligheid en Justitie, een reactie gegeven op het in het evaluatierapport geconstateerde grootschalige misbruik van de Wet dwangsom in het kader van de Wob. Deze brief vormt ook de reactie op de motie van Tweede Kamerleden Fokke (PvdA) en Taverne (VVD), waarbij de regering is verzocht concrete voorstellen te doen om misbruik van de dwangsomregeling tegen te gaan.[xliii] Uit de kamerbrief van minister Plasterk blijkt dat het kabinet zich zorgen maakt.[xliv]

Uit het evaluatierapport “Evaluatie van een drietal versnellingsinstrumenten uit de Awb” blijkt dat misbruik van de Wet dwangsom slechts een knelpunt is in het kader van de Wob.[xlv] Om die reden is het kabinet met de onderzoekers van oordeel dat het probleem van misbruik van de Wet dwangsom het eenvoudigst kan worden weggenomen door alle Wob-verzoeken uit te zonderen van de dwangsomregeling, aan de hand van het voorgestelde artikel 12b van de Wob. Dat betekent allereerst dat verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 3 Wob de facto niet meer gericht kunnen zijn op het innen van dwangsommen. Het betekent ook dat beschikkingen op verzoeken om hergebruik van overheidsinformatie, als bedoeld in artikel 11b Wob, zijn uitgezonderd van de dwangsomregeling. Op die manier wordt gepoogd een zogenoemd waterbedeffect te voorkomen, aangezien ook bij verzoeken om hergebruik in potentie sprake kan zijn van grootschalig misbruik.[xlvi]      Naast de buiten toepassing verklaring van de dwangsomregeling bij de Wob ziet de regering reden voor twee aanvullende maatregelen om Wob-verzoeken die gericht zijn op inning van proceskosten of – door de rechter opgelegde – dwangsommen in het kader van de regeling van het rechtstreeks beroep bij niet tijdig beslissen tegen te gaan.[xlvii] Binnen dit artikel, waarin de financiële misbruik centraal staat, is de belangrijkste wijziging van de Wob echter de al hiervoor genoemde toevoeging van artikel 12b Wob, luidende:

‘Paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op besluiten op grond van deze wet en op beslissingen op bezwaar tegen deze besluiten.’

Het nadeel van de toevoeging van dit beoogde wetsartikel is wel dat goedbedoelende verzoekers die op openbaarmaking van documenten wachten,  een instrument verliezen dat hun was aangereikt om de overheid aan te zetten tot versnelling.[xlviii] De vraag die hierbij rijst is dus of de positie van de burger voldoende gewaarborgd blijft ten aanzien van de verkrijging van informatie van de overheid. Hierover zijn de meningen echter verdeeld. Indien een bestuursorgaan niet tijdig reageert op het verzoek, zou volgens het wetsvoorstel de bestuursrechter kunnen worden ingeschakeld, die een termijn bepaalt waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit dient te nemen. Volgens sommigen is dit afdoende. Daarnaast bestaat de visie, dat een antimisbruik bepaling in de Wob, die het mogelijk maakt dat overheden de dwangsom in bepaalde gevallen niet uitkeren, in combinatie met strengere eisen aan de Wob-verzoeken, voldoende verstrekkend is. Afschaffing van de dwangsom zou er naar de mening van o.a. De Raad van de Rechtspraak voor zorgen dat een goede prikkel en een belangrijk middel van de burger teniet gaat.[xlix]

Ondanks het feit dat procederen bij de bestuursrechter de nodige drempels vereist, die bij de Wob, en specifiek de Wet dwangsom, niet hoefden te worden genomen, en het veel langer zal duren voor de burger de informatie tot zich heeft, kan men het recht tot verkrijging van informatie alsnog realiseren, wanneer de beoogde wetswijziging doorgang vindt. De bestuursrechter kan alsnog beslissen dat het bestuursorgaan inzage dient te verlenen in de gevraagde informatie. Om deze reden is de wetswijziging in mijn ogen niet ongerechtvaardigd en is de positie van de burger voldoende gewaarborgd. De Wob-verzoekers die voor ogen hebben informatie te verkrijgen, zullen hun doel vermoedelijk nog wel gerealiseerd krijgen. De Wob-verzoekers met een financieel uitgangspunt, zullen daarentegen ontevreden zijn, hetgeen de doelstelling van de wetswijziging behelst.                                                 

 Conclusie en aanbeveling

 Vanwege het grootschalige misbruik, inhoudende het indienen van Wob-verzoeken met als oogmerk het verdienen van geld in plaats van de beoogde informatieverkrijging, dat blijkende verschillende onderzoeken aan het daglicht is gekomen, en waar omtrent al eerdere ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, is minister Plasterk van mening dat er nu echt iets dient te gebeuren. Hiertoe is een wet ter consultatie aangeboden, waarin o.a. de Wob-verzoeken uitgezonderd worden van de dwangsomregeling. Naast het voordeel aan de zijde van de overheid, inhoudende dat de kans op misbruik tot zo goed als nihil gereduceerd wordt, kleven er aan de zijde van de burger ook nadelen aan de toevoeging van artikel 12b in de Wob. Zij verliezen namelijk een instrument, dat hun was aangereikt om de overheid aan te zetten tot versnelling van de beslissingname inzake een belangrijk burgerrecht. Ondanks het feit dat de verkrijging van informatie nog steeds kan worden bewerkstelligd door het inschakelen van de bestuursrechter, is de wetswijziging naar de mening van sommigen te verstrekkend. Waarover daarentegen geen twijfel bestaat, is dat de openbaarheid van informatie een zeer gevoelig onderwerp is, waar gewichtig mee omgegaan dient te worden. Hoe het kabinet het misbruik daadwerkelijk gaat aanpakken, zal nader moeten blijken…


 

[i] http://www.nrcreader.nl/artikel/6755/een-man-kost-dordrecht-elk-jaar-een-half-miljoen-euro.

[ii] Kamerstukken II 2013-2014, 29 279. (Kamerbrief minister Plasterk d.d. 25 juni 2014, kenmerk 2014-0000204162.)

[iii] http://www.nu.nl/binnenland/3487603/nationale-ombudsman-pleit-afschaffen-wob.html, 30 mei 2013.

[iv] Concept regeling ‘Wijziging van de Wob i.v.m. aanvullingen ter voorkoming van misbruik’, 22 juli 2014. (http://www.internetconsultatie.nl/wetvoorkomenmisbruikwob) hierna: Concept regeling ‘Wijziging van de Wob i.v.m. aanvullingen ter voorkoming van misbruik’.

[v] Kamerstukken II 1986-1987, 19 859, nr. 3 (MvT).

[vi] Hierdoor kunnen burgers bijvoorbeeld goed geïnformeerd beslissen aan welke politieke partij zij de volgende verkiezingen hun stem zullen geven.

[vii] In 2009 heeft het EHRM twee keer geoordeeld dat de lidstaat Hongarije art. 10 EVRM had geschonden door geen toegang te verlenen tot documenten die de overheid onder zich had. Belangrijke overwegingen waren dat de informatie in kwestie betrekking had op een onderwerp van algemeen belang, dat de aanvrager een bijdrage wilde leveren aan een maatschappelijk debat en dat de overheid door haar weigering dit debat frustreerde. (EHRM 14 april 2009, LJN: BJ2197, NJ 2010, 209, m.nt. E.J. Dommering (Társaság a Szabadságjogokért/Hongarije) en EHRM 26 mei 2009, LJN: BH3190, NJ 2009, 589, m.nt. P.J. Boon (Kenedi/ Hongarije).

[viii] W. Hins, ‘De Wob op de schop’, AA 2011, p. 334-335.

[ix] Art. 8 jo. art. 9 Wob.

[x] Een voorbeeld van een bestuurorgaan dat in beginsel al haar besluiten algemeen bekend maakt is de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

[xi] G. van Ballegooij, T. Barkhuysen, W. den Ouden e.a., Bestuursrecht in het Awb-tijdperk, Deventer: Kluwer 2008, p. 134.

[xii] Ibidem.

[xiii] Kamerstukken II 2013-2014, 29 279. (Kamerbrief minister Plasterk d.d. 25 juni 2014, kenmerk 2014-0000204162.)

[xiv] Art. 3 Wob.

[xv] Art. 10 lid 2 sub c Wob.

[xvi] Een reden waarom het bestuursorgaan de termijn zou willen verlengen, kan bijvoorbeeld zijn dat er onduidelijkheid bestaat rondom het  bestaan van een relatieve uitzonderingsgrond.

[xvii] Art. 6 lid 5 Wob.

[xviii] Art. 6:3 sub b Awb.

[xix] Art. 4:15 Awb.

[xx] Kamerstukken II 2003-2004, 29 495, nrs. 1-2.

[xxi] Stb. 2009, 383.

[xxii] A. Bregman, H. Bröring & K. de Graaf, Onbegrensde rechtsbeoefening, Den Haag: IBR 2014, p. 94.

[xxiii] Art. 4:17 lid 3 Awb.

[xxiv] In artikel 4:17 lid 6 Awb is bepaald wanneer geen dwangsom verschuldigd is.

[xxv] Kamerstukken II 2004-2005, 29 934, nr. 3 (MvT).

[xxvi] Kamerbrief minister Plasterk d.d. 25 juni 2014, kenmerk 2014-0000204162.

[xxvii] http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/07/22/in-internetconsultatie-einde-misbruik-wob.html.

[xxviii] Concept regeling ‘Wijziging van de Wob i.v.m. aanvullingen ter voorkoming van misbruik’.

[xxix] Ibidem.

[xxx] http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/07/22/in-internetconsultatie-einde-misbruik-wob.html.

[xxxi] ‘Monitor Wet dwangsom” BMC-onderzoek’, 2012.

[xxxii] Ibidem.

[xxxiii] Brief van 22 maart 2013, kenmerk ECGR/U201300272.

[xxxiv] Concept regeling ‘Wijziging van de Wob i.v.m. aanvullingen ter voorkoming van misbruik’.

[xxxv] Brief van 22 maart 2013, kenmerk ECGR/U201300272.

[xxxvi] Ibidem.

[xxxvii] Brief van 19 oktober 2012 van de burgemeester van Amsterdam, kenmerk 2012/6077.

[xxxviii] Brief van 15 oktober 2012 van de burgemeester van Rotterdam, mede namens de burgemeester van Den Haag,

kenmerk 1034382.

[xxxix] Brief van 9 april 2013 van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, kenmerk:

PaG/BJZ/43263.

[xl] Brief van 9 april 2013 van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie, kenmerk:

PaG/BJZ/43263, pag. 12-13.

[xli] Kamerstukken 2013-2014, 33 750 VI, nr 100.

[xlii] Kamerstukken II 2013-2014, 29 279. (Kamerbrief minister Plasterk d.d. 25 juni 2014, kenmerk 2014-0000204162.)

[xliii] Kamerstukken II, 2013/14. 33 750 VII, nr. 22.

[xliv] Ibidem.

[xlv]  B. Schueler e.a., ‘Evaluatie van een drietal versnellingsinstrumenten uit de Awb’, WODC/Ministerie van Veiligheid en Justitie 2013.

[xlvi] Concept regeling ‘Wijziging van de Wob i.v.m. aanvullingen ter voorkoming van misbruik’.

[xlvii] Ibidem.

[xlviii] Kamerstukken II 2013-2014, 29 279. (Kamerbrief minister Plasterk d.d. 25 juni 2014, kenmerk 2014-0000204162.)

[xlix] http://www.wieringa-advocaten.nl/nl/weblog/2014/10/03/wobdwangsom-niet-zomaar-afschaffen.