Iris den Bieman

Hedendaagse technologie maakt het mogelijk dat onbemande drones mogelijke terroristen doden. Vooral de Verenigde Staten maken met het oog op terrorismebestrijding gebruik van deze techniek. Maar hoe zit het met de rechtvaardigheid van het doden? Is het doden van deze mogelijke terroristen door onbemande Amerikaanse drones wel in lijn met internationale mensenrechten?

In de SecJure editie van oktober 2014 is reeds een stuk geschreven over drones waarbij criminaliteitsbestrijding vs. privacy centraal stonden. Daaruit werd duidelijk dat nieuwe technische toepassingen op zijn beurt weer nieuwe kwetsbaarheden creëren. Drones vergroten de kans op schendingen van het recht op privacy. In dit artikel wordt nader ingegaan op een ander specifiek aspect van de drones: de mogelijkheid om als moordwapen te dienen en de eventuele strijdigheid met het recht op leven en het recht op een eerlijk proces. De balans tussen enerzijds terrorismebestrijding en anderzijds de waarborg van mensenrechten moet, vooral door de Verenigde Staten, nog worden gevonden.

Praktijk

Hoewel drones tegenwoordig overal te vinden zijn, omdat ze goedkoper zijn dan mankracht en de kans op menselijke fouten verkleinen, worden de ongelukken met deze moordwapens verzwegen. Slechts één keer is er in de media, tijdens een Iranese nieuwsuitzending op 24 september 2014, bewijs verschenen dat een onbemande Amerikaanse drone 8 (on)schuldige burgers heeft gedood.[i] In Pakistan wordt er regelmatig gerapporteerd over drone-aanvallen, terwijl dit nieuws Europa niet of nauwelijks bereikt. Dit maakt nog eens duidelijk hoe zeer de gevolgen van Amerikaanse drones te merken zijn in vooral landen als Iran, Pakistan, Somalië en Jemen, terwijl de Westerse wereld er met geen woord over rept. Fearing the blue sky, is een uitspraak van mening kind in landen waar drone-aanvallen aan de orde van de dag zijn.

In 2002 publiceerden de Verenigde Staten dat de CIA door middel van drones drie mannen had gedood. Er werd gespeculeerd dat één van de gedode personen Bin Laden zou zijn. De grondslag voor deze aanname luidde ‘’In part due to his height’’.[ii] Deze grondslag voor het doden van een persoon is, zacht uitgedrukt, merkwaardig. Later bleek dan ook dat onder de gedode personen niet Bin Laden was, maar de als terrorist aangenomen persoon een onschuldige burger was die op een verkeerde plek op het verkeerde moment wandelde. Ook merkwaardig is dat in documentatie van de Amerikaanse instanties geen concrete gegevens te vinden zijn over een bepaalde drone-aanval. Zo wordt het dodenaantal geschat op een minimum en een maximum, en wordt de identiteit van een (groep) mens(en) aangenomen. Bewijs of bevestiging volgt zelden.

Technieken

Dat drone-aanvallen kunnen bijdragen aan terrorismebestrijding is duidelijk. Onduidelijkheid bestaat echter over de voorwaarden waaronder drones worden ingezet en hoe deze drones opereren. Drones worden ingezet in een situatie waarin sprake is van een ‘’imminent threat, when capture is not feasible, and when it is consistent with federal international law’’.[iii] De vraag is of deze criteria daadwerkelijk worden toegepast. Vooral het eerste en het derde criterium zijn punten waarover discussie kan ontstaan. Onmiddellijk gevaar; dringende bedreiging; onmiddellijke dreiging: allemaal synoniemen voor een imminent threat. Toch is geen van deze termen helder en ondubbelzinnig gedefinieerd in Amerikaanse stukken. Zelfverdediging, zonder schade als aanleiding daarvoor, is volgens internationaal recht toegestaan wanneer er een directe noodzaak bestaat die dringend en allesoverheersend is en geen keuze van middelen noch tijd voor nadere overweging toestaat.[iv]

Zodra de Verenigde Staten menen te voldoen aan de vereisten van gerechtvaardigde zelfverdediging, zal er onderzoek worden gedaan naar de informatie die nodig is om een drone-aanval te kunnen doen. Deze informatie komt vanuit afluistermateriaal van telecommunicatie, zoals het aftappen van zendmateriaal, GPS gegevens, analyses van SIM kaart activiteiten. Alle deze informatieverschaffing is te brengen onder de noemer elektronische surveillance.[v]

Mensenrechten in het geding

In het proces van zelfverdediging liggen risico’s. Zo kan er onterecht een situatie van imminent threat worden aangenomen. Daarnaast, en voor dit artikel van groots belang, kan er een verkeerde persoon worden gedood. De technologie waarop een aanval wordt gebaseerd is immers niet perfect, zo blijkt uit de voorbeelden waarmee ik dit artikel begon. Wanneer de verkeerde persoon onverwacht wordt gedood door een aangestuurde onbemande Amerikaanse drone, rijst de volgende vraag: worden de mensenrechten van deze persoon voldoende gewaarborgd?

Het recht op leven

Zowel in het IVBPR (artikel 6), als in het EVRM (artikel 2), als in het Afrikaanse Handvest van de Mensen- en Volkerenrechten (artikel 4), wordt het recht op leven uitdrukkelijk aan een ieder toegekend. In specifieke wetgeving van een bepaald land is te vinden hoe dat land deze rechten effectief waarborgt. Het toepassingsbereik van het recht op leven blijft wel zeer breed. Een situatie wanneer iemand zwaar gewond raakt, maar niet binnen korte tijd overlijdt, valt immers ook onder dit recht. Bovendien kan er een inbreuk op het recht op leven zijn, zowel wanneer het doden van een persoon met voorbedachten rade is gedaan, als wanneer het doden van een persoon zonder die intentie heeft plaatsgevonden. Het feit dat het recht op leven in diverse internationale regelgeving is opgenomen, verplicht het staten, naast de negatieve verplichting niemand van zijn leven te beroven, actief het recht op leven te waarborgen. Staten hebben geen ruimte om zelf invulling te geven aan het recht op leven. De situaties waarin er een beroep wordt gedaan op gerechtvaardigde inbreuk op het recht, worden door het EHRM objectief en strikt proportioneel getoetst aan het gebruikte geweld. Het EHRM bekijkt daarbij of een staat voldaan heeft aan zijn positieve verplichting passende maatregelen te treffen om zo de levens van degenen onder zijn rechtsmacht te waarborgen. Hiervoor dient een staat een passend juridisch en procedureel mechanisme te handhaven, alsmede  effectieve rechtsmiddelen ter beschikking te stellen. Bovendien moet een staat preventieve maatregelen treffen om aan de positieve verplichting te voldoen.[vi] Ook het ICJ erkent de statelijke verplichtingen die het recht op leven met zich meebrengen. Het ICJ noemt deze verplichtingen gewoonterecht; een staat kan aldus niet aanvoeren dat het niet gebonden is aan de verplichtingen, daar het de verplichtingen niet heeft aanvaard en ondertekend.[vii] Ook heeft het VN Comité voor de Rechten van de Mens benadrukt dat het recht op leven internationaal gewoonterecht is, daarnaast een onvoorwaardelijk karakter heeft een van de belangrijkste rechten is voor een rechtsstelsel.[viii] Uit het bovenstaande blijkt dat het recht op leven een zeer fundamenteel recht is en internationaal zal moeten worden gewaarborgd. De vraag is nu of de Verenigde Staten het recht op leven wel voldoende waarborgen.

Een uitzondering op de verplichting om het recht op leven te beschermen kan worden gemaakt als aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: wettelijke basis; absolute noodzakelijkheid[ix]; proportionaliteit[x]; en strict scrutiny.[xi] De Verenigde Staten stellen dat er aan de eerste voorwaarde is voldaan, daar het gebruik van drones voor terrorismebestrijding haar wettelijke basis kent in de AUMF.[xii] De AUMF is weliswaar toegankelijk voor iedereen, maar toch kan haar overeenstemming met internationaal recht in twijfel worden getrokken. Aan de tweede voorwaarde zeggen de Verenigde Staten ook te voldoen. Aan absolute noodzakelijkheid wordt voldaan, wanneer het objectief gezien onvermijdelijk en noodzakelijk is om een persoon te doden.[xiii] Wanneer er alternatieven beschikbaar zijn voor terrorismebestrijding die hetzelfde gewenste effect zouden hebben, lijkt het gebruik van drones echter niet absoluut noodzakelijk en dus niet toegelaten. Het bekende proportionaliteitsbeginsel eist dat de gewelddadige acties van drones proportioneel en gerechtvaardigd moeten zijn met het doel van de acties en de ernst van de aanleiding. Bij de ernst van de aanleiding gaat het om de concrete en ernstige bedreiging die de ‘terrorist’ op dat moment vormt. Aan het proportionaliteitsbeginsel wordt naar mijns inziens niet voldaan, indien een ‘terrorist’ op het specifieke moment van de drone-aanval geen bedreiging vormt. Deze ‘terroristen’ staan in de meeste gevallen al onder geheim toezicht, maar verrichten op of net voor het moment van een drone-aanval geen terroristische activiteiten De vraag is daarom op welke manier deze onmiddellijke dreiging dient te worden gedefinieerd. Ook aan de vierde voorwaarde lijken de Verenigde Staten niet te voldoen. Strict scrutiny, een strenge test voor afweging van belangen en doelen, verplicht de Verenigde Staten onderzoek te doen naar de harde feiten die doden van een ‘terrorist’ rechtvaardigen. De bestuurders van de drones dienen bijvoorbeeld onder toezicht gesteld te worden, en er moeten afdoende voorzorgsmaatregelen worden genomen om een mogelijke schending op het recht op leven te voorkomen.[xiv] Vooral omdat de Verenigde Staten geen openheid geven over zogenoemde voorzorgsmaatregelen, betwijfel ik zeer of aan de vierde voorwaarde is voldaan.

Het recht op een eerlijk proces

Net als het recht op leven, is het recht op een eerlijk proces neergelegd in verschillende internationale regelgeving. Zo is het neergelegd in art. 6 EVRM, art. 10 EVRM, art. 2 IVBPR en art. 14 IVBPR. In de rechtspraak van de Verenigde Staten is neergelegd dat er voor het inzetten van een drone-aanval een aannemelijk vermoeden moet bestaan dat de verdachte gevaarlijk is en een effectieve bedreiging uitmaakt.[xv] Hierbij dient objectief te worden beoordeeld of het dodelijke geweld in het specifieke geval redelijk was.[xvi] Om te kunnen spreken van een waarborg van het recht op een eerlijk proces, dienen de Verenigde Staten een minimale juridische controle te garanderen, evenals het handhaven van een interne procedure die de juistheid en legaliteit van de gewelddadige drone-aanvallen moeten garanderen.[xvii]

De garantie van een minimale juridische controle in gevallen van gewelddadige drone-aanvallen is ver te zoeken. De rechtbanken in de Verenigde Staten beslissen op basis van de specifieke feiten en belangen van een bepaald geval. Een algemeen mechanisme waardoor een bepaald, minimaal proces wordt gegarandeerd aan overlevenden of nabestaanden van gewelddadige drone-aanvallen ontbreekt tot op de dag van vandaag. Verschillende Amerikaanse instanties proberen de eerste stap voor een eerlijk proces te zetten, maar nog zonder resultaat.[xviii]

De Verenigde Staten lijken ook te worstelen met de interne procedures die de juistheid en legaliteit van de gewelddadige drone-aanvallen dienen te garanderen. Transparantie in de operaties van de drones lijkt een idealistisch doel te zijn. Of, en in welke mate, er überhaupt dergelijke interne procedures bestaan, blijft voor nu een onbeantwoorde vraag.

Tot slot

Door de gewelddadige drone-aanvallen schenden de Verenigde Staten vermoedelijk het recht op leven, omdat zij niet aan de cumulatieve voorwaarden voldoen om een uitzondering op het waarborgen van het recht op leven te rechtvaardigen. Over de waarborg van het recht op een eerlijk proces is weinig te vinden. Wat wel met zekerheid gezegd kan worden is dat juist de vaagheid in het al dan niet bestaan van interne procedures en het ontbreken van een minimale juridische controle, waarschijnlijk al voorspelt wat een internationaal gerechtshof zal oordelen over het recht op een eerlijk proces in dergelijke zaken. Vervolgens dient er onderzoek gedaan te worden naar de volgende vraag: welk internationaal gerechtshof is bevoegd om te oordelen over een zaak waarin een onschuldig burger uit Irak, Pakistan, Somalië of Jemen door een onbemande Amerikaanse drone wordt gedood?


 [i] Press TV (24 september 2014) <https://www.youtube.com/watch?v=Yag38vJUzKo>.

[ii] NYU, ‘Living Under Drones’ <http://www.livingunderdrones.org/report/#_ftn36>.

[iii]Eric Holder, ‘Criminal Justice’ (US Department of Justice) <http://www.justice.gov/opa/speech/attorney-general-eric-holder-speaks-northwestern-university-school-law>  5 maart 2012.

[iv] The Caroline case (1837) 29 BFSP 1137-9; 30 BFSP 195-6.

[v] Jeremy Scahill en Glenn Greenwald, ‘The NSA’s secret role in the U.S. assassination program’ (The Intercept) <https://firstlook.org/theintercept/2014/02/10/the-nsas-secret-role/> 2 October 2014.

[vi] W. Janis, European Human Rights Law: Text and Materials (3e editie) hst 4 para C.

[vii] N. Melzer, Targeted killing in international law (Oxford University Press 2008) p. 92.

[viii] Human Rights Committee, General Comment No. 24 (U.N. Doc. CCPR/C/21/Rev.1/Add.6 (1994) para 10.

[ix] McCann and others v UK (1995) no 18984/91 (EHRM, 27 September 1995).

[x] N. Melzer, Targeted killing in international law (Oxford University Press 2008) p. 59.

[xi] N. Melzer, Targeted killing in international law (Oxford University Press 2008) p. 221.

[xii] A. Altman, C. Finkelstein en J. D. OHLIN, Targeted killings. Law and morality in an asymmetrical World (Oxford University Press 2012) p. 38.

[xiii] 5 N. Melzer, Targeted killing in international law (Oxford University Press 2008) p. 228.

[xiv] N. Melzer, Targeted killing in international law (Oxford University Press 2008) p. 235.

[xv] Tennessee v Garner [1985] no 83/1035 (US Supreme Court, 27 March 1985).

[xvi] Scott v Harris [2007] no 02-1631 (US Supreme Court, 30 April 2007).

[xvii] B. McKelvey, Due process rights and the targeted killing of suspected terrorists: the unconstitutional scope of executive killing power, Vand. J. Transnat’l L. (2011) p. 1370, en R. Murphy en A.J. Radsan, Due process and targeted killing of terrorists (Cardozo Law Review 2009) p. 437.

[xviii] Zie bijvoorbeeld:  Foreign Intelligence Surveillance Act of 1978 (Pub. L. 95 – 511, 92 Stat. 1783, 50 U.S.C.) hst 36; Classified Information Procedures Act (CIPA) (Pub. L. No. 96 – 456, 94 Stat. 2025), appendix to 18 U.S.C.