Guido de Been

Met ingang van 1 juli 2015, zal de Wet Werk en Zekerheid (hierna: WWZ) in werking treden. De wet zal het arbeidsrecht drastisch veranderen. Met name voor degenen die werken op basis van bepaalde tijd gaat er veel veranderen. Vanaf juli 2015 mag een werkgever in een tijdvak van twee jaar, maximaal drie overeenkomsten voor onbepaalde tijd aanbieden. Wanneer deze contracten elkaar opvolgen met tussenpozen van zes maanden of minder, dan behoren de overeenkomsten tot dezelfde ‘keten’. De nieuwe ketenregeling gaat met ingang van juli 2015 direct van start, en geldt ook voor overeenkomsten die op dat moment al lopen. De regeling dat een vast contract voor onbepaalde tijd ontstaat bij meer dan drie schakels, oftewel bij meer dan drie opeenvolgende tijdelijke contracten, blijft ongewijzigd. Wat betekent dit nu voor de gemiddelde werknemer en is dit daadwerkelijk een vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie?

Sinds het uitbreken van de financiële crisis zijn er verscheidene maatregelen genomen om de arbeidsmarkt weer op gang te helpen. Met name “flexibilisering” lijkt hierbij het toverwoord te zijn. [i]. Tot nu toe hebben de maatregelen vrij weinig effect gehad, gelet op de stijging van de jeugdwerkloosheid, en de onzekerheid op de arbeidsmarkt is toegenomen.

De arbeidsmarkt op dit moment

In deze fase is het nuttig om een schets te geven van de arbeidsmarkt op dit moment. De maatregelen moeten immers in het licht van de huidige arbeidsmarkt worden gezien. Als gevolg van de crisis is de werkloosheid in Nederland drastisch toegenomen, met name onder jongeren. Het zijn ook de jongeren die het meeste te maken krijgen met bepaalde tijd overeenkomsten. Werkgevers zijn minder happig om jongeren snel in vaste dienst te nemen vanwege het gebrek aan ervaring.

 nieuwe ketenregeling

 

 Jeugdwerkloosheid in Nederland (bron:OECD)

Door de krappe arbeidsmarkt is de positie van de werkgevers sterk verbeterd. Dit heeft als gevolg gehad dat er een wildgroei is aan het aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.[ii] Voor de werkgevers is dit een prettige ontwikkeling; zij zitten immers niet lang vast aan werknemers en kunnen in tijden van tegenvallende resultaten makkelijk overgaan op het snijden in het personeelsbestand om zodoende de kosten te drukken. Dit heeft echter nadelige effecten voor de maatschappij als geheel.[iii] De onzekerheid onder werknemers is een veelgenoemde oorzaak voor het stagneren van de economie.[iv] Dit is omdat een werknemer uiteraard meerdere hoedanigheden heeft. De werknemers, die met veel onzekerheid leven, zijn immers ook consumenten.

De wetgever hoopt met de nieuwe maatregelen deze onzekerheid weg te kunnen nemen door werkgevers eerder te dwingen tot het aangaan van een dienstverband voor onbepaalde tijd.[v] Het moment van invoering is echter dubieus. Een dergelijke maatregel kan erg ineffectief zijn op het moment dat de aanbodzijde van de arbeidsmarkt de vraagzijde overklast. Werkgevers hebben keuze genoeg en zullen gemakkelijk afscheid kunnen nemen van de bestaande werknemers.

De huidige ketenregeling

Om te voorkomen dat het gebruik van bepaaldetijdcontracten wordt misbruikt, door de regels die voor opzegging gelden te ontwijken, heeft de wetgever een beperking opgenomen. De zogeheten ketenregeling is opgenomen in art. 7:668a BW. Het is niet mogelijk om meer dan drie bepaaldetijdcontracten, met een tussenpoos van minder dan drie maanden, aan te gaan. Uiteraard is het voor de werkgever mogelijk om de keten te doorbreken door werknemers tijdelijk, dus langer dan drie maanden, naar huis te sturen. Er is geen regeling die dit tegengaat maar het staat wel op gespannen voet met het goed werkgeverschap van art 7:611 BW.

 De opvolgende arbeidsovereenkomsten kunnen worden gezien als een keten. Deze keten mag ook niet langer duren dan 36 maanden. Wanneer een keten meer dan drie arbeidsovereenkomsten bevat of langer duurt dan 3 jaar, dan geldt de laatste arbeidsovereenkomst als voor onbepaalde tijd aangegaan. We kunnen ook wel spreken van de 3x3x3 regeling. Er mogen slechts drie bepaaldetijdcontracten binnen drie jaar met tussenpozen van maximaal drie maanden worden afgesloten.

De ketenregeling is van driekwart dwingend recht, afwijking van art. 7:668a BW is slechts mogelijk bij cao of door regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan zo stelt art. 7:668a lid 5 BW. Bij cao’s voor uitzendbureaus is dit bijvoorbeeld gebruikelijk.

De nieuwe ketenregeling

De ketenregeling voor bepaaldetijdcontracten zal veranderen met ingang van de WWZ.  In het nieuwe recht zal de 3x3x3 regeling worden omgezet naar 3x2x6. Nog steeds mag een keten maximaal drie tijdelijke contracten bevatten, maar de totale duur van de keten mag maximaal twee jaar zijn en de tussenliggende periode mogen maximaal zes maanden zijn.

Waar in het huidige recht afwijking bij cao niet was ingeperkt, zal dat bij het inwerkingtreden van de WWZ wel het geval zijn. De duur mag maximaal vier jaar zijn en de keten mag hoogstens zes contracten bevatten, maar alleen onder strikte voorwaarden. Dit is echter alleen mogelijk als het om cao’s voor uitzendbureaus gaat of als uit de cao blijkt dat de intrinsieke aard van de bedrijfsvoering of de soort functie of functiegroep deze verlenging of verhoging vereist. De cao moet dus expliciet en gemotiveerd vermelden waarom er afgeweken wordt van de wettelijke regeling.

De nieuwe ketenregeling is van toepassing op alle arbeidsovereenkomsten die ingaan op of na 1 juli 2015. Arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2015 zijn gesloten tellen enkel mee bij de berekening van de nieuwe ketenregeling indien na 1 juli 2015 een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten.

Motivatie nieuwe regeling

Het idee hierachter is dat het nu makkelijker wordt om een onbepaaldetijdscontract te verkrijgen.[vi] De werkgever zal immers een jaar eerder hiertoe over moeten gaan en bovendien wordt het moeilijker, gelet op de tussenpozen van zes maanden, om mensen tijdelijk weg te sturen om zodoende de keten te doorbreken.

Het voornemen van het Kabinet was om de wijziging van de ketenregeling per 1 juli 2014 in werking te laten treden. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is echter besloten om de ingangsdatum op te schuiven naar 1 juli 2015.[vii] Dit naar aanleiding van kritiek vanuit de Kamer. De Kamer vreesde dat werkgevers, mede gelet op de huidige economische omstandigheden, geneigd zouden zijn om reeds na twee jaar afscheid te nemen van hun tijdelijke krachten waardoor de wijziging een averechts effect zou krijgen. Om meer lucht te creëren op de arbeidsmarkt pleitte de Kamer ervoor om de wijziging één jaar uit te stellen, zodat de wijziging gelijktijdig met de hervorming van het ontslagrecht wordt ingevoerd. Dit voorstel is aangenomen en de ingangsdatum van de wijziging van de ketenregeling is nu bepaald op 1 juli 2015. Ondanks dat het is uitgesteld zijn de zorgen die de Tweede Kamer heeft geuit nog altijd reel te noemen.

De nieuwe regeling een verbetering?

Of met deze wijziging het beoogde doel wordt bereikt is de vraag. Beoogd is dat een werknemer al na twee jaar aanspraak kan maken op een vast contract om te voorkomen dat werknemers te lang en tegen hun zin op opeenvolgende tijdelijke contracten voor dezelfde werkgever werken. Het gevolg voor de werkgever lijkt echter dat het aangaan van een tijdelijk contract minder flexibiliteit brengt. Nu zal een werkgever onder omstandigheden al na twee jaar besluiten afscheid te nemen van een werknemer en dus wordt de drie jaar baan (on)zekerheid teruggebracht naar twee jaar.

Ook de Raad van State heeft zich over de kwestie gebogen.[viii]De Raad staat in beginsel positief tegenover de intentie van de wetgever maar betwijfelt de effectiviteit van de maatregel. Zo vreest de Raad voor de alternatieven die tot de beschikking staan voor werkgevers. Zo stelt de Raad:

Die werkgevers zouden dan kunnen kiezen voor een andere inrichting van het bedrijfsproces (automatisering) waardoor minder flexwerkers nodig zijn, voor een langere arbeidsduur voor de vaste werknemers (meer overuren), het gebruik van constructies waarin geen arbeidscontract nodig is (payrollers of zzp-ers), of voor verplaatsing van de arbeid naar landen met een soepeler flexrecht.

De Raad merkt hier dus op dat de intentie van de wetgever wel de juiste kan zijn, de alternatieven ten opzichte van een werknemer met een vast contract zijn er in overvloed. Zo zijn er al langer zorgen wat betreft de automatisering in het bedrijfsleven en de banen die dat kan kosten.[ix] Bovendien kan de maatregel ervoor zorgen dat de arbeidsmarkt juist minder in plaats van meer flexibel wordt. Werkgevers kunnen ervoor kiezen meer uitgebreid gebruik te maken van de diensten van de bestaande werknemers, een oplossing die met name voor jonge werknemers, die toch al geen gemakkelijke positie op de arbeidsmarkt hebben, nadelig zal uitwerken.

Ook wijst de Raad op de mogelijkheid dat werknemers met de nieuwe WWZ simpelweg korter zullen werken. Zo stelt de raad:

Het is evenmin uitgesloten dat werkgevers overstappen op kortere (ketens van) tijdelijke arbeidsovereenkomsten. In dat geval zal de bereidheid van werkgevers om in scholing van tijdelijke werknemers te willen investeren mogelijk verder afnemen, omdat er te weinig tijd is om deze kosten terug te verdienen. Deze ontwikkelingen dragen niet bij aan een verbetering van de werkzekerheid van flexwerkers. De kans is reëel dat de arbeidsmarkt door deze maatregelen, in samenhang met de voorstellen op het gebied van vaste contracten, minder efficiënt gaat functioneren

De Raad bemerkt hier dat dus ook het probleem van nog kortere dienstverbanden voor werknemers en een afname van de mogelijkheid tot scholing voor tijdelijke werknemers.

Nabeschouwing

Over de goede intentie van de wetgever hoeven we reel gezien niet te twijfelen. Het is in het belang van de wetgever, en uiteraard de Nederlandse samenleving, dat er meer zekerheid voor werknemers wordt gecreëerd. De goede intenties ten spijt kunnen we heel wat vraagtekens zetten bij de effectiviteit van de maatregel. Uit het oordeel van de Raad van State kunnen we afleiden dat het onwaarschijnlijk is dat de nieuwe ketenregeling een verbetering van de positie van werknemers zal opleveren. Het lijkt eerder een kunstmatige manier om de arbeidsmarkt weer vlot te trekken met het onjuiste middel. Werkgevers hebben op dit moment een dermate sterke positie dat het niet waarschijnlijk is dat de nieuwe regeling het gewenste effect zal hebben. Gelet op de voortdurende automatisering van de arbeid en de slechte positie van werknemers is de kans op een nog slechter functionerende arbeidsmarkt sterk aanwezig.

De wetgever zou er beter aan doen een ander middel te gebruiken om de werkloosheid te doen dalen. Ook de rol van de politiek in het creëren van de huidige werkloosheidscijfers kunnen we niet onbenoemd laten. Zo heeft de overheid al jaren het beleid om zoveel mogelijk ambtenaren weg te bezuinigen zonder dat het duidelijk is of de private sector wel genoeg werkgelegenheid kon creëren om deze mensen een baan te geven.[x] Ook wordt het wellicht tijd om kritisch te kijken naar maatregelen die als hervorming worden weggezet maar de positie van met name jongeren op de arbeidsmarkt verslechteren, zoals het verhogen van de AOW-leeftijd.

[i]OECD Economic Surveys, the Netherlands, june 2012.

[ii] TK 2013-2014, 33 818, onder “beoordeling”

[iii]CPB Policy brief 2012/06, Loonongelijkheid in Nederland stijgt, 2012

[iv]Vgl. het WRR-rapport ‘Investeren in werkzekerheid’, blz. 164

[v]TK 2013-2014, 33 818, onder visie kabinet

[vi] TK 2013-2014, 33 818, onder visie kabinet

[vii] TK 2013-2014, 33 818

[viii] RvS, 5 november 2013, W12.13.0315/III

[ix]WRR, Investeren in werkzekerheid, 2007, blz. 24-25.

[x]POMO (personeels- en mobiliteitsonderzoek), Ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties, 2012