Auteur: Chantal van Beek

Na de afschaffing van de voorheen bestaande ‘eenvoudige wijze van echtscheiding’ door omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap, de zogenoemde ‘flitsscheiding’, mogen op dit moment alleen advocaten een verzoek tot echtscheiding indienen.[i] Echtparen zonder minderjarige kinderen die hun relatie wensen te beëindigen en feitelijk alleen de vermogensrechtelijke aspecten van hun huwelijk dienen te regelen (bijvoorbeeld de verkoop van hun huis), hebben daarentegen niet direct een dringende noodzaak bij de vertegenwoordiging door een advocaat. Indien er geen onenigheden tussen de partners rijzen, zou een advocaat enkel een belastende factor binnen het echtscheidingsproces kunnen zijn.[ii] Hierbij kan met name worden gedacht aan de hoge kosten die het inhuren van een advocaat met zich meebrengt. Om die reden zou voor de hierboven genoemde groep echtgenoten een wetswijziging, die een administratieve echtscheiding mogelijk maakt, een positieve verandering kunnen zijn. Hiertoe is al verschillende keren een initiatiefwetsvoorstel ingediend, zo ook in december van het afgelopen jaar door onder meer de VVD en de PvdA. Zou administratieve echtscheiding daadwerkelijk een uitkomst zijn voor echtparen zonder minderjarige kinderen of lijkt deze wijze van ontbinding van het huwelijk toch een te ‘gemakkelijke’ weg? In hoeverre zou daarnaast een door een advocaat of notaris opgesteld convenant een essentieel vereiste moeten zijn ter voorkoming van conflicten na echtscheiding?

 

De huidige regelgeving omtrent de ontbinding van het huwelijk is geregeld in titel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De echtscheiding wordt op verzoek van één der echtgenoten of op gemeenschappelijk verzoek, op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk, uitgesproken door de rechter. Hiervoor dient ingevolge artikel 815 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv.) een verzoekschriftprocedure te worden gevolgd bij de rechtbank. Naast deze verplichte tussenkomst van de rechter, zijn partijen binnen de huidige echtscheidingsprocedure verplicht zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat.[iii] Het opstellen van een echtscheidingsconvenant, een overeenkomst inhoudende de overeengekomen afspraken omtrent de afwikkeling van de zaken die bij de echtscheiding komen kijken, is niet verplicht, derhalve wel aan te raden.[iv] De echtscheiding komt uiteindelijk daadwerkelijk tot stand door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.[v] Wordt niet binnen zes maanden nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan door een van de partijen verzocht om inschrijving, dan verliest de beschikking haar kracht en zal de echtscheidingsprocedure opnieuw gevolgd dienen te worden om echtscheiding tot stand te brengen.[vi]

Sinds de inwerkingtreding van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding op 1 maart 2009 bestaat voor gehuwde en geregistreerde ouders, met of zonder gezamenlijk ouderlijk gezag, en samenwonende ouders met gezamenlijk gezag, de verplichting tot het overleggen van een ouderschapsplan aan de rechter met het oog op het maken van goede afspraken over de opvoeding in het belang van de ontwikkeling van het kind.[vii] Vanwege deze door de wetgever in het leven geroepen ‘bescherming’ van de bij echtscheiding betrokken kinderen, wordt in dit artikel enkel gesproken over een eventuele mogelijkheid tot administratieve echtscheiding voor echtgenoten zónder minderjarige kinderen. Daartoe beperkt eveneens het conceptwetsvoorstel van 9 december 2013 zich.  Het voordeel van de huidige echtscheidingsprocedure bij de rechter is dat de echtscheiding plaatsvindt bij constitutieve beslissing, die eveneens bindend en afdwingbaar is. Daarnaast worden deze vonnissen in het buitenland erkend. Wanneer er geschilpunten rijzen, kunnen partijen deze aan de rechter voorleggen, bijvoorbeeld door het instellen van een nevenvoorziening dan wel een voorlopige voorziening. Een ander voordeel van de huidige procedure is dat de mogelijkheid bestaat het echtscheidingsconvenant, dat eventueel door partijen is opgemaakt, bij de beschikking tot echtscheiding te laten voegen. Hierdoor krijgt deze overeenkomst eveneens een executoriale titel, wat maakt dat partijen gehouden zijn aan de gemaakte afspraken omdat deze afdwingbaar zijn. Een nadeel van de rechterlijke procedure is echter dat deze zeer tijdrovend en complex is. Daarnaast zijn er hoge kosten mee gemoeid, gezien o.a. de verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat.

Juist vanwege de kanttekeningen van de huidige procedure was het in de periode van 1 april 2001 tot 1 maart 2009 mogelijk het huwelijk om te laten zetten in een geregistreerd partnerschap en dit volgens ook weer te laten beëindigen, beide handelingen verricht door een ambtenaar van de burgerlijke stand.[viii] Deze ‘eenvoudige wijze van echtscheiding’, de zogenoemde ‘flitsscheiding’, maakte een scheiding zonder tussenkomst van de rechter en bijstand van een advocaat mogelijk. Deze mogelijkheid is een aantal jaren geleden afgeschaft vanwege het feit dat er problemen werden ondervonden ten aanzien van de erkenning van deze vorm van ‘echtscheiding’ en het ontbreken van een executoriale titel met betrekking tot de gemaakte afspraken.[ix]

Alvorens de afschaffing van de ‘flitsscheiding’ werd het idee geopperd administratieve echtscheiding door de wetgever mogelijk te maken. In 2004 heeft VVD-kamerlid Luchtenveld hiertoe een initiatiefwetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.[x] Het kabinet was hier echter geen voorstander van, waardoor zelfs de nader gewijzigde amendementen werden verworpen.[xi] Het voorstel omtrent scheiding zonder rechterlijke tussenkomst werd uiteindelijk op 20 juni 2006 verworpen door de Eerste Kamer. Hierna bleek echter nog steeds behoefte te bestaan aan een dergelijke wijze van echtscheiding. Op 28 oktober 2012 is door onder meer de coalitiepartijen VVD en PvdA in het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ eenzelfde idee neergelegd.[xii] Dit idee, strekkende tot de mogelijkheid van administratieve echtscheiding wanneer er geen minderjarige kinderen bij de echtscheiding betrokken zijn, is uitgewerkt in een conceptwetsvoorstel, dat op 9 december 2013 ter consultatie is opengesteld.[xiii]

De thans voorgestelde regeling heeft ten doel de echtscheidingsprocedure te vereenvoudigen voor echtgenoten zonder minderjarige kinderen, die het onderling eens zijn over de echtscheiding. Voor deze doelgroep kan, wanneer deze wetswijziging zijn doorgang vindt, de echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek door de ambtenaar van de burgerlijke stand worden uitgesproken. Juridische bijstand door een advocaat, notaris of andere deskundige is hierbij niet verplicht. Ook hoeven partijen geen leges te betalen voor het verzoek bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. De Tweede Kamer verwacht dat echtscheiding voor de burger eenvoudiger en goedkoper wordt daar waar dit mogelijk is.[xiv] De ‘grootste’ nadelen van de huidige wijze van echtscheiding lijken op deze manier te worden ontnomen.

Een bijkomend voordeel van de inwerkingtreding van het hiervoor genoemde recente conceptwetsvoorstel zou kunnen zijn dat de werkdruk van de rechterlijke macht afneemt. De mogelijkheid tot echtscheiding via de ambtenaar van de burgerlijke stand zal naar verwachting tot een afname van ten minste 7.000 zaken per jaar leiden.[xv] Ook wordt beoogd de procedure digitaal te kunnen voeren, wat maakt dat de belasting van de rechterlijke macht nog meer gereduceerd wordt en partijen nog meer tijd en kosten besparen.[xvi] De administratieve echtscheiding lijkt dus een positieve ontwikkeling voor niet complexe echtscheidingen, waarbij geen minderjarige kinderen zijn betrokken.

Er zijn echter een hoop kritiekpunten geuit omtrent het wetsvoorstel. Wanneer partijen er namelijk voor kiezen het echtscheidingsconvenant op te laten nemen in de registers van de burgerlijke stand, vestigt dit net als bij de ‘flitsscheiding’ nog steeds geen executoriale titel. De gemaakte afspraken kunnen bij de rechter dus niet worden afgedwongen, wat tot vertraging en onnodige procedures kan leiden. De onenigheden die na de scheiding rijzen, zullen voor partijen alsnog kostbaar zijn, wat de hele bedoeling van de ‘nieuwe wijze’ van echtscheiding onderuit haalt.

Ten tweede kan worden opgemerkt dat zonder tussenkomst van een rechter en bijstand door een advocaat, de scheiding sneller dan wenselijk en willicht vanuit een ongelijke positie tot stand zou kunnen komen. Zonder inschakeling van een professional, zullen echtgenoten vaak onvoldoende beseffen wat de gevolgen zijn van hun keuze tot echtscheiding. Zo kunnen partijen achteraf tot de conclusie komen dat er geen duidelijke afspraken zijn gemaakt over bijvoorbeeld de verdeling, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de partneralimentatie en dat zij over onvoldoende kennis beschikten om zelf afspraken te maken ten aanzien van deze gevolgen van de beëindiging van hun huwelijk. Het is niet uitgesloten dat het gunstiger is om in een eerder stadium, vaak op basis van toevoeging, de hulp en bijstand van een advocaat in te roepen en de procedure bij de rechtbank te volgen. De vergoeding via de rechtsbijstand is namelijk, op dit moment, enkel mogelijk binnen de verzoekschriftprocedure. De grote vraag is dus of er daadwerkelijk kosten worden bespaard door te kiezen voor administratieve echtscheiding.[xvii]

 

Gezien het bovenstaande, is een zo volledig en ondubbelzinnig mogelijk echtscheidingsconvenant een belangrijk element ter voorkoming van problemen. Binnen het initiatiefwetsvoorstel van Luchtenveld nam het convenant al een belangrijke plaats in. Ook in landen als Denemarken, Portugal en Estland waar ontbinding van het huwelijk op administratieve wijze al mogelijk is, is een convenant een essentieel vereiste.[xviii] Bij onduidelijkheden over de strekking hiervan, dient de rechter te oordelen aan de hand van het Haviltex-criterium.[xix] De rechter dient de partijbedoelingen te achterhalen om tot de uiteindelijke beslissing te komen hoe de afwikkeling van de echtscheiding gerealiseerd gaat worden.[xx] Het is dus van belang dat partijen hun bedoelingen duidelijk formuleren en dat het echtscheidingsconvenant zo volledig mogelijk is. Dit is mijns inziens enkel mogelijk door inschakeling van een professional. Het belang van het juridisch laten informeren door een advocaat, notaris of een andere professional werd in het conceptwetsvoorstel eveneens erkend. De memorie van toelichting geeft aan dat partijen advies over echtscheiding zouden kunnen inwinnen bij een advocaat, mediator of notaris.[xxi]

Of het ter consultatie opengestelde conceptwetsvoorstel, dat strekt tot de mogelijkheid van administratieve echtscheiding, dus een uitkomst is voor echtparen zonder minderjarige kinderen, valt niet volmondig te beamen. Naar mijn mening zouden een hoop nu al te voorspellen ‘beren op de weg’ kunnen worden ontlopen door in de wet op te nemen dat een door een advocaat of notaris opgesteld echtscheidingsconvenant een vereiste is voor administratieve echtscheiding. De kosten- en tijdsbesparende voordelen lijken hierdoor echter drastisch verminderd. De ‘flitsscheiding’ heeft desondanks al aangetoond dat scheiden zonder rechter en advocaat niet wenselijk is en dat deze regeling geen voordelen bood ten opzichte van de ‘gewone’ echtscheidingsprocedure. Waarom zou men dan opnieuw een soortgelijke regeling in de wet willen opnemen? Mijns inziens blijft een echtscheiding een emotioneel zwaar proces, waarbij het lastig is voor partijen om over alle bijkomende zaken evenwichtige compromissen te sluiten. Beslissingen door een onafhankelijke rechter over zaken waar men niet samen uitkomt, lijkt nog steeds de beste gang van zaken in mijn ogen.

 

Met medewerking van en dank aan: Kristy van Straten, Eva Jongenelen & Katja Joosten.


 

[i] A.P. van der Linden, F.G.A. ten Siethoff en A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra, Jeugd en recht, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2009, p. 114.

[ii] Kamerstukken II 2006/07, 30 145, nr. 9, p. 1-2.

[iii] A.P. van der Linden, F.G.A. ten Siethoff en A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra, Jeugd en recht, Houten: Bohn Stafleu van Loghum 2009, p. 114.

[iv] J.A.M.P. Keijser , Handleiding bij scheiding, Deventer: Kluwer 2013, p. 82.

[v] Art. 1:183 BW.

[vi] M.J.A. van Mourik en L.C.A. Verstappen, Handboek: Het Nederlandse vermogensrecht bij echtscheiding, Deventer: Kluwer 2006, p. 430.

[vii] Kamerstukken II, 2004-2005, 30 145, nr. 3, p. 1 (MvT).

[viii] Stb. 2009, 9.

[ix] Kamerstukken II 2004/2005, 30 145, nr. 3, p. 8.

[x] Kamerstukken I 2005/06, 29 676, A.

[xi] A.J.M. Nuytinck, ‘Het belang van de Wet beëindiging huwelijk zonder rechterlijke tussenkomst en vormgeving voortgezet ouderschap voor de notariële praktijk: het nieuwe fenomeen van de echtscheidingsnotaris’, WPNR 2006/6656, p. 162-169.

[xii] Regeerakkoord VVD-PvdA 2012, p. 27.

[xiii] Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013.

[xiv] Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013, MvT, p. 16.

[xv] Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013, MvT, p. 16.

[xvi] E.C.C. Punselie, ‘Concept wetsvoorstel Scheiden zonder rechter’, FJR 2014/11.

[xvii] Advies wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2014.

[xviii] J.W. Rutgers & M. Zilinksy, Begrensde vrijheid in het IPR, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu Uitgevers 2010, p. 26.

[xix] HR 5 maart 2004, LJN AO1974, r.o. 4.3.2.

[xx] D.H. Beukenhorst, ‘Huwelijksvermogensrecht; Kunnen ex-echtgenoten nog aanspraken krachtens huwelijkse voorwaarden geldend maken als zij elkaar bij echtscheidingsconvenant kwijting hebben verleend?’, RFR 2011/2.

[xxi] Conceptwetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ 2013, MvT, p. 16.