J. Hezemans

 

Ik ben een paar weken terug 22 jaren oud mogen worden. “Ja, nou en?”, hoor ik u denken. Op zichzelf niets bijzonders. Dat klopt, maar zoals gebruikelijk zit het venijn hem in de staart. Wanneer ik mijzelf op dit moment op de tijdlijn van mijn leven situeer, staat het werkzame burgerbestaan mij nader dan mijn jaren op de middelbare school in het heerlijke Valkenswaard. En dat besef was populair gezegd best even “een dingetje”.

Toen ik dit interne akkefietje voorlegde aan de mensen om mij heen, bleek ik zeker niet de enige te zijn die tegen dit ongenadige feit aan was gelopen. Ik hoorde vooral veel verhalen over zaken als katers, masters en andere verantwoordelijkheden die het aantal borrels en stapavonden flink terug hadden gedrongen. Misschien ook maar prima, was de algemene consensus. Drie á vier keer per week als een natte kip de stad in gaan is ook heus niet alles.

Nog vaker herkende ik een specifiek soort plankenkoorts tegenover het betreden van het werkveld. Niet zo zeer omdat dat werkveld ons zo’n naargeestige plek lijkt, maar vooral omdat we ons leven vaak zo heerlijk vinden op dit moment.

Om nog maar te zwijgen over een van mijn persoonlijke ergernissen. Al die vrienden en studiegenoten die onder het mom van een exchange afreizen naar de verste oorden om aldaar op een gedeelde studentenkamer de meest nare voedselvergiftigingen op te lopen. Voordeel is dat die lieve mensen meestal binnen afzienbare tijd en zonder al te veel kleerscheuren weer terug in Nederland zijn.

Resumerend beschrijf ik hoe mijn generatiegenoten en ik soms moeite hebben met veranderingen, en het tempo waarin deze zich voltrekken. Dit verschijnsel beperkt zich helaas niet tot mijn generatie, blijkens de recente gekte van E. Ratelband. Dat lijkt me ook niet zo gek, zeker niet in een tijd waarin verandering onder het mom van vooruitgang (vaak terecht, maar helaas soms ten onrechte) haast tot religie lijkt verheven.

Wat ik echter nog nooit heb zien veranderen, zowel bij mijn vrienden als bij mij, is de enorme geestdrift en ambitie waarmee we in het leven staan. De veerkracht waarmee elke nieuwe uitdaging het hoofd geboden wordt, ongeacht de aard daarvan. Dat geeft de burger moed!