L. van Hoorn

Op donderdag 22 maart 2018 heeft de Business Day van de Juridische Bedrijvendagen Tilburg plaatsgevonden. Op deze dag kwamen studenten van Tilburg Law School en proffesionals van allerlei kantoren en bedrijven bijeen in het Willem II-stadion om door middel van persoonlijke gesprekken en workshops in contact te komen met deze bedrijven. De dag startte met een lezing van niemand minder dan Ton Hartlief. Hartlief, voorheen jarenlang hoogleraar privaatrecht, is nu werkzaam als Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad. De oud hoogleraar nam ons mee in zijn wereld van het aansprakelijkheidsrecht en met name veranderingen in dit gebied de afgelopen decennia. Na zijn interessante lezing nam hij nog de tijd om voor ons wat persoonlijke vragen te beantwoorden.

Studententijd

Zo waren wij natuurlijk geïnteresseerd in zijn studententijd. Was de heer Hartlief nou een ontzettend actieve student, of helemaal niet? Volgens de heer Hartlief was hij een klassieke rechtenstudent: een negatieve kiezer. Hij kreeg niet meteen warm gevoel bij het idee van een rechtenstudie. Bij een beroepskeuze test bleek dat hij in principe alles wel zou kunnen, maar dat hij in het bijzonder goed kan schrijven en betogen. En daar rolde vervolgens de rechtenstudie uit. Vervolgens besloot hij een open dag op de universiteit van Groningen bij te wonen. De lezing van prof. Jan Lokin daar ging over het Romeins recht en dat vond hij oprecht helemaal te gek. Na de lezing was de keuze dan toch snel gemaakt.

In het eerste jaar van de studie vond Hartlief er maar weinig aan. Pas in het tweede jaar, toen hij – hoe kan het ook anders – veel privaatrechtelijke vakken kreeg, kwam de interesse in de studie echt naar boven. Privaatrechtelijke vakken spraken hem aan en hij haalde er goede cijfers voor. Maar niet alleen privaatrechtelijke vakken lagen hem goed, hij haalde ook goede punten voor bestuursrechtelijke vakken. Toch was Hartlief geen uitmuntende student, weet hij te vertellen. Hoge cijfers haalde hij wel eens, maar zeker niet altijd. Hij was geen cum laude-student, nee dat niet. Hartlief was meer een ‘echte’ student en genoot dan ook zeker van het nachtleven.

Niet veel later werd hij gevraagd student-assistent te worden bij privaatrecht. Tijdens zijn student-assistentschap kwam hij voor niemand minder dan Brunner te werken. Zijn hele verdere studententijd heeft hij vervolgens zo ingevuld. Hij heeft tijdens deze jaren een verscheidenheid aan werkzaamheden gehad: zo mocht hij Brunner helpen bij het schrijven van stukken en mocht hij onderzoek doen voor de noten in de NJ. 

De gouden peer

Hartlief is in 2007 door Mr. (magazine voor juristen) uitgeroepen tot ‘Beste jurist op het terrein van het aansprakelijkheidsrecht’ en won daarmee de zogenaamde ‘Gouden Peer’. Als we hier naar vragen geeft Hartlief toe dat hij nooit had verwacht dat hij zou winnen. Zelf had hij op Spier gestemd. Hij achtte zichzelf niet de beste op zijn gebied. Hij is ook van mening dat hij, als de wedstrijd nu gehouden zou worden, misschien niet eens opnieuw zou worden uitgeroepen. Toch zijn wij van mening dat zo’n titel niet uit de lucht komt vallen. Volgens Hartlief blijft het een hoop flauwekul, maar hij moet toch toegeven: het is toch stiekem best leuk om zo’n prijs in ontvangst te mogen nemen.

Doceren

‘Als je vroeger tegen mij had gezegd dat ik ooit voor de klas zou staan, had ik je uitgelachen en voor gek verklaard’. Hartlief had naar eigen zeggen voorheen helemaal niets met lesgeven. Zelfs spreekbeurten vond hij verschrikkelijk. Toch heeft hij inmiddels een groot deel van zijn carrière wel voor de klas gestaan. Hoe dat dan zover is gekomen. Het lesgeven is eigenlijk verbonden aan het onderzoek wat hij verrichtte. Daar is het eigenlijk mee begonnen. En nu dan? Hartlief is sterk van mening veranderd. Het is eigenlijk gewoon heel om te doen, dat lesgeven. Maar ook het geven van cursussen en lezingen vindt Hartlief een mooi onderdeel van zijn bestaan.

Inmiddels heeft Hartlief op verschillende universiteiten gedoceerd. We vroegen hem of hij daarbij ook tegen verschillen is aangelopen. Hartlief vertelt dat Maastricht eigenlijk het buitenbeentje is geweest. Daar stonden ze (althans in 1993) negatief tegenover het fenomeen ‘hoorcolleges’, dit was een inferieure lesvorm. Studenten kregen in kleine groepjes les om onder andere het spreken en discussiëren goed onder de knie te krijgen. Dit hield echter in dat hij eigenlijk altijd, bij hoorcolleges althans, tegenover ‘argwanend’ publiek stond. In Leiden was dit anders; studenten staan daar positief tegenover hoorcolleges. Hartlief weet dat hij wordt gewaardeerd vanwege het creëren van interactie, zelfs bij een grote groep studenten. Volgens hem hangt het er gewoon vanaf hoe je je publiek, of het nu studenten betreft of niet, prikkelt.

Toch is de oud-docent van mening dat studenten in het algemeen steeds passiever worden. De nieuwe generatie rechtenstudenten is meer gewend om via digitale media te communiceren dan persoon met elkaar in gesprek te zijn. Je kan van deze studenten dan ook niet verwachten dat zij in het eerste jaar gelijk in staat zullen zijn om een hele discussie te voeren.  Volgens Hartlief is het daarom ook heel belangrijk dat we blijven spreken en met elkaar in gesprek blijven.

Grootste leermoment

Als we Hartlief vragen naar het grootste leermoment uit zijn vroege carrière, zien we hem toch wel even twijfelen. Betekent dat dan misschien dat hij nooit een blunder heeft begaan? Nee, als hij er wat langer over nadenkt komt hij toch uit op een les die hij ooit heeft geleerd. Hij moest een serie lezingen geven aan accountants. Dat waren vier dezelfde lezingen, binnen een maand. Toen de eerste lezing erop zat had hij zelf het idee dat het eigenlijk best goed ging. Zo goed zelfs, dat hij eigenlijk dacht dat de rest geen voorbereiding behoefde, dat kon nu wel op routine. Maar niets bleek minder waar. Hartlief komt er vervolgens tot zijn schande achter dat elke lezing, elk college serieuze voorbereiding behoeft. Dat is dan ook wat hij tot op de dag van vandaag doet. Hij weet precies wat hij gaat zeggen. Je kunt simpel weg niet alles op routine doen. Soms kom je er mee weg, maar het gaat zeker ook een keer goed fout.

Daarnaast heeft hij ontzettend veel geleerd van zijn student-assistentschap in zijn Groningse tijd. Je praat en je discussieert met medewerkers van de vakgroep over het vak, over nieuwe ontwikkelingen, nieuwe arresten van de Hoge Raad bijvoorbeeld. Met Brunner sprak hij heel veel. Deze vroeg zijn mening over de rechtsontwikkeling en over arresten, of het een goed of juist slecht arrest is. Hij luisterde altijd en verstond daarbij de kunst om zijn gesprekspartner het idee te geven dat hij iets verstandigs zei, ook al was dat in mijn geval destijds af en toe best wel eens iets onnozels.

Nevenfuncties

Schrijven in vakbladen zoals het Nederlands Juristenblad waarvan Hartlief een van de redacteuren is, hoort bij het reguliere werk. Als je wetenschapper bent, is het normaal dat je daarvoor schrijft. Het is wel zo dat al die nevenfuncties (redacties, commissies) een prijs hebben. Uiteindelijk gaat het ten koste van je privéleven en moet je je dus altijd blijven afvragen of het het allemaal waard is.

Advocaat-Generaal

Tegenwoordig werkt Hartlief als Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in Den Haag. We vroegen hem om eens te schetsen hoe een gemiddelde dag er bij hem uitziet. Maar Hartlief geeft eigenlijk direct aan dat dat lastig is. Een gemiddelde dag bestaat voor hem niet. Hij woont om te beginnen nog in Maastricht. Daar heeft de oud-docent ook nog altijd, vanwege een hele kleine aanstelling, zijn werkkamer op de universiteit. Daar zit hij graag. Het is een echte werkplek, alle wanden staan vol boeken. Op de dinsdagen is hij altijd in Den Haag. Die dag is echt bedoeld voor zijn team. ‘Elke A-G heeft ongeveer 2 à 3 medewerkers’, vertelt hij.   Je bent op die dag vooral fysiek in gesprek met de medewerkers. Over een zaak of over een concept-conclusie of een notitie die net is uitgewerkt. Eigenlijk ben je met zijn allen continu aan het sleutelen aan teksten. Als Hartlief niet in Den Haag is bereikt hij zijn medewerkers uiteraard per e-mail of over de telefoon. Op de vrijdag is de rolzitting en wordt ook de conclusie genomen. Het stuk moet uiterlijk de donderdag ervoor naar de griffie worden verstuurd.

Toch lastig, lijkt ons, dat hij niet altijd bij zijn medewerkers is. Maar daar is Hartlief het niet helemaal mee eens. Gemiddeld is hij behalve de dinsdag ook nog op een andere dag in de week in Den Haag. Bovendien kan prima gecommuniceerd worden via de e-mail. Toch wil hij zijn medewerkers wel elke week zien: uiteindelijk gaat toch niets boven een echt gesprek. Als het een hele pittige zaak betreft, is hij uiteraard ook wat meer in Den Haag te vinden. Vooral de jongere medewerkers zijn gewend aan digitaal contact en voor hen vormt het dan ook helemaal geen belemmering om zo te communiceren. Zijn medewerkers behoren tot het wetenschappelijk bureau van het parket bij de Hoge Raad. De medewerkers werken daar maximaal ca. 6 jaar. Aan het einde van hun carrière kunnen ze eventueel ook nog even voor de Hoge Raad zelf gaan werken. Die maakt sinds een paar jaar namelijk ook gebruik van medewerkers van het Wetenschappelijk Bureau. Maar daarna moet je ook weg: terug naar het parket gaat dan niet meer, omdat je dan een kijkje in de keuken hebt gehad. Parket en Hoge Raad zitten weliswaar in het zelfde gebouw, maar hebben hun eigen, zelfstandige verantwoordelijkheden.

Dat is af en toe wel lastig, laat Hartlief ons weten. Het lijkt ons namelijk dat je juist wil weten van raadsheren wat zij denken. Maar over zaken praat je als een A-G niet met een raadsheer. Dat kan uiteraard niet. Maar als je er niet uitkomt, kun je natuurlijk best eens een collega A-G om raad vragen. Achteraf wordt er wel eens wat heen en weer gesproken over arresten van de Hoge Raad, maar dan heel kort. Dat is volgens Hartlief ook heel goed. Je vraagt simpelweg niet waarom een zaak op een bepaalde manier is afgedaan bijvoorbeeld. Dat is niet passend. Bovendien is het voor een raadsheer van de Hoge Raad ook lastig om daarover uitspraken te doen. In de kamer zitten immers vijf raadsheren, en wat die ene raadsheer meent, is niet altijd de gedeelde mening van de hele kamer.

Zijn stap naar A-G:

‘Ik werd hoofleraar in 1996, was toen nog behoorlijk jong (29). Hoe mooi dat werk ook is, als je dat meer dan 20 jaar doet, is het misschien toch tijd voor iets nieuws. De stap naar het advocaat-gerenaal-schap was een hele mooie, nieuwe stap op een ideaal moment.’ Inhoudelijk sluit het volgens Hartlief ook goed aan: het schrijven van conclusies is een soort wetenschappelijk werk, maar dan heel concreet. Je schrijft artikelen, alleen dan in een specifieke zaak. Er ligt een echt dossier waarin ook wetenschappelijke vragen aan de orde zijn. Het is dus eigenlijk ten dele hetzelfde type werk, alleen dan wat praktischer. Je levert echt een bijdrage aan een dossier.

‘Als hoogleraar ben je vaak heel gespecialiseerd, terwijl ik nu weer heel breed georiënteerd dien te zijn.’ Hartlief moet toegeven dat dat voor hem in het begin toch een beetje spannend was. Maar het werk vindt hij echt ontzettend leuk. En weer eens wat anders, niet alleen het aansprakelijkheidsrecht passeert nu de revue.

Tenslotte

Als laatste vroegen we of Hartlief ons nog een tip wilde meegeven. We merkten aan hem dat hij dit eigenlijk een lastige vraag vond, maar hij kwam uiteindelijk wel met een – op het eerste gezicht een beetje tegenstrijdig – advies: Doe echt wat jezelf leuk vindt. Neem niet te snel genoegen met iets waar je op dit moment al geen gevoel bij hebt. Kies iets wat echt bij je past. Aan de andere kant: Sta open voor nieuwe dingen. Hartlief had zelf immers nooit gedacht dat hij iets in het recht zou gaan doen, maar zou er nu meteen weer voor kiezen. Het kan zijn dat je ergens niet direct een warm gevoel bij hebt, maar dat het toch heel leuk blijkt. Deze twee adviezen staan een beetje op gespannen voet natuurlijk. Doe geen dingen die je echt niet wil, maar sta altijd open voor nieuwe dingen!