S. van den Akker

In Rotterdam komt er een proef met het beslagleggen op merkkleding, dit plan is geopperd door de geschetste relatie tussen merkkleding en criminele (vooral) jongeren. Maar wat zijn de implicaties van een dergelijk beslag, en is een dergelijk beslag wel mogelijk?

In het straf(proces)recht kent men een aantal typen beslagen:
-Conservatoir beslag (art. 94a Sv)
-Beslag ten behoeve van waarheidsvinding (art. 94 Sv)
-Beslag om wederrechtelijk voordeel aan te tonen (art. 94 Sv)
-Beslag op grond van verbeurdverklaring of onttrekking uit het verkeer

Het conservatoire beslag is een mogelijkheid om een goed zeker te stellen, wat wil zeggen het goed te beschermen tegen eventuele wegrakingen.

Dan het beslagen met als grondslag waarheidsvinding, dit beslag is redelijk ruim. Immers, bij een verdenking van een strafbaar feit kunnen er veel goederen zijn die eventueel het strafbare feit kunnen aantonen. Door dat bewijs komt dat de waarheid naar boven.

Als laatste het beslag om wederrechtelijk voordeel aan te tonen, oftewel het 36e-beslag. Dit beslag is namelijk gecodificeerd als een soort conservatoir verhaalsbeslag voor het Openbaar Ministerie. De goederen worden in beslag genomen en indien er een 36e-vordering tegen verdachte wordt gedaan- de zogenaamde afpak-constructie, dan kunnen de beslagen goederen worden vervreemd om de vordering ten dele te dekken.

Dan terug naar het plan: waar valt het afpakken van dure merkkleding onder?
Conservatoir beslag lijkt mij uitgesloten, nu ik het Openbaar Ministerie de merkkleding niet tweedehands zie aanbieden op openbare veilingen. Daarnaast kost het opslaan van de kleding veel geld, en daartoe is het Openbaar Ministerie waarschijnlijk niet bereid. Het ligt immers voor de hand dat de kleding minder oplevert dan dat de opslag kost.

Voorts is het een mogelijkheid om met de kleding wederrechtelijk voordeel aan te tonen (bewijsmiddel). Voorbeeld is witwassen; door middel van het criminele geld, dat is verdiend bijvoorbeeld aan het dealen van drugs, de merkkleding kopen. Echter het 36e-beslag kan ook fungeren als een soort conservatoir verhaalsbeslag waarvoor eerst een normale strafrechtelijke veroordeling nodig is alvorens de 36e-vordering ontvankelijk te laten zijn. Dat 36e-beslag moet dus voor- tijdens- en ten dele na behandeling van de strafzaak moeten worden opgeslagen die kosten van opslag zullen naar alle waarschijnlijkheid de kosten van verhaal op de goederen, als een verhaal al mogelijk is, overstijgen.

Wat het Openbaar Ministerie dan nog over heeft als laatste redmiddel is het reguliere 94-beslag, het beslag ten behoeve van het aan de dag brengen van een strafbaar feit (waarheidsvinding).

Wat verder moet worden meegewogen is het feit dat de politie op straat de verdachte aanspreekt, hem meeneemt naar het bureau en aldaar hem ontdoet van zijn merkkleding. Daarbij rijzen een aantal vragen. Vraag is daarbij onder meer of een dergelijke behandeling niet strijdig is met artikel 3 EVRM. Ook is een vraag of het afpakken van kleding niet in strijd is met de geest van de wet; zie immers het verbod op het afpakken van kleding in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het meest voor de hand liggende bezwaar is de herkomst van de kleding: de politie merkt op dat zij de kleding zullen afpakken indien verdachte de herkomst van de kleding (hoe het is betaald) niet kan aantonen (verdachte heeft bijvoorbeeld geen werk en loopt rond met een jas van 2000 euro). Dan zou de politie de jas dus al afpakken, maar wat nu als de verdachte de jas heeft geregen en het bonnetje heeft weggegooid terwijl de jas volkomen legaal is betaald (bijvoorbeeld door de broer van verdachte die een succesvol vastgoedhandelaar is).

Het verbeurdverklaren is slechts aan de orde bij een causale link met het delict, die zich bij de merkkleding moeilijk laat blijken. Bij de verbeurdverklaring keert het probleem van bewaring en vervreemding weer terug. Het onttrekken kan slechts bij voorwerpen die kortgezegd: gevaarlijk zijn.

Conclusie is dat het afpakken van kleding meer ellende meebrengt dan dat het Openbaar Ministerie lief is. Het kost te veel geld om het op te slaan en de alternatieve scenario’s zijn zodanig gevarieerd dat het Openbaar Ministerie waarschijnlijk in acht van de tien gevallen een onrechtmatig beslag zal leggen. Daarnaast is er een mogelijkheid dat het leggen van beslag op kleding strijdig is met de geest van de wet, daarvoor verwijs is naar het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Om maar nog niet te spreken over replica’s die af en toe niet te onderscheiden zijn van echte merkkleding.