-Sam van den Akker

De vondst van twee levenloze 14-jarige lichamen deze zomer schokte de samenleving enorm, hoe kon het nu zo zijn dat er twee meisjes van 14 zijn vermoord?[1]
De verdachte in de zaak van Romy leverde misschien nog wel meer verwarring op; hoe kan een jongen van 14 tot zoiets gruwelijks in staat zijn? Hij heeft de moord/doodslag al bekend. Daarnaast bekent hij haar te hebben misbruikt.

De reactie op dit vreselijke nieuws van de PVV kon dan ook op veel maatschappelijke steun rekenen. De PVV stelde vragen in de Tweede Kamer over de levenslange gevangenisstraf voor kinderen. Daarmee breken zij hun lans wel op het Verdrag inzake de rechten van het kind.

Het verdrag inzake de rechten van het kind schrijft ons dit voor;

‘’geen enkel kind wordt onderworpen aan foltering of aan een andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Doodstraf noch levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van vrijlating wordt opgelegd voor strafbare feiten gepleegd door personen jonger dan achttien jaar.’’ (Art. 37 onder a IVRVK)

Daarnaast ligt de levenslange gevangenisstraf al onder vuur door een arrest van het EHRM inzake de levenslange gevangenisstraf.[2] Het EHRM oordeelde dat de levenslange gevangenisstraf, zonder mogelijkheid tot daadwerkelijk weer vrijkomen, in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Er moet volgens het EHRM uitzicht zijn op vrijheid, die middels een herbeoordeling wordt gegeven. Het EHRM laat de manier waarop die herbeoordeling moet volgen over aan de discretie van de staten.

Toch wil de PVV dat rechters levenslang kunnen opleggen in zaken waarbij de verdachten minderjarig (beneden de 18) zijn. Alhoewel de emotionele reactie van de maatschappij begrijpelijk is, is het juridisch onhoudbaar.

Artikel 94 Grondwet bepaalt dat verdragen de nationale wetten (in formele zin) geen toepassing kunnen laten vinden. Dat betekent aldus dat een Wet in formele zin inzake de levenslange straf voor kinderen beneden de 18, in strijd met het IVRVK, geen werking kent.

Zoals eerder gezegd heeft het EHRM de Nederlandse toepassing van de levenslange gevangenisstraf onderuitgehaald.[3] De stand van zaken zoals hij nu is, is onverenigbaar met het EVRM, artikel 3 van dat verdrag. De Hoge Raad oordeelde dat er binnen 25 jaar een herbeoordeling moet komen waarbij wordt afgewogen of er nog gronden bestaan om met de straf door te gaan de grond vervalt indien er veranderingen zijn aan de zijde van veroordeelde in zijn resocialisatie dat verdere executie niet rechtvaardig meer is.[4] Die criteria moeten met een korrel zout worden genomen aldus de Hoge Raad. De veroordeelde moet bekend zijn met de objectieve toets-criteria van de herbeoordeling en de herbeoordeling moet met voldoende waarborgen zijn omkleed. Allerlaatst moet de veroordeelde een beroepsmogelijkheid hebben tegen zijn straf.

Daarnaast is de verdachte (nadat hij is veroordeeld: dader) in de zaak van het meisje zelf ook nog maar een kind. Daarmee kan men twee kanten op; hij kan een maniak zijn die voor zijn leven moet verdwijnen. Of men kan denken: de jongen heeft hulp nodig, eeuwig opsluiten helpt niemand.

Als wij de doelen van de sanctie nader gaan bekijken kunnen wij tot de conclusie komen dat er drie doelen centraal staan. Allereerste de vergelding (laat de dader maar voelen), ten tweede preventie (voorkomen van misdaad door schrik aanjagen) en als laatste resocialisatie (de straf moet niet louter punitief zijn de straf moet met het oog op terugkeer in de maatschappij worden opgelegd, hulp moet ook worden geboden). Kooijmans vond de uitspraken over de levenslange gevangenisstraf geen verassing.[5] Mevis had al eerder gewaarschuwd dat de levenslange gevangenisstraf weleens in strijd zou kunnen zijn met artikel 3 van het verdrag.[6] Voorzichtig aan kan ik concluderen dat de doctrine deze onverenigbaarheid al aan zag komen, nu de Hoge Raad eenzelfde mening is toebedeeld kan Nederland er niet meer om heen.

De levenslange gevangenisstraf voor kinderen is zonder meer onverenigbaar met het doel van resocialisatie, immers de levenslange straf zorgt ervoor dat het kind niet meer terug komt in de maatschappij. Verder zal het doel van preventie gedeeltelijk worden voldaan; de speciale preventie (voor de dader alleen) zal niet worden behaald omdat hij niets meer kan doen in zijn leven naast het uitzitten van zijn straf. Generale preventie (voor de maatschappij) zal wel worden behaald doordat de straf een schrikgolf door de maatschappij verspreidt. Het punitieve aspect zal wel degelijk worden behaald, de straf laat iemand boeten.

De conclusie moet mijns inziens zijn dat het plan van de PVV een stille dood dreigt te sterven. Het plan is juridisch onhoudbaar, daarnaast zullen de partijen verschillende opinies hebben over de levenslange gevangenisstraf voor kinderen. Moet de bekennende verdachte in de zaak van de 14-jarige Romy vrezen dat hem de levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd? Zoals het ernaar uitziet niet, los van het feit dat één moord als zodanig nog niet direct de levenslange gevangenisstraf eist doordat de rechter zich ervan moet vergewissen dat de straf die hij oplegt passend en geboden is moet de rechter een blik werpen op het IVRVK die dat onmogelijk maakt. Als laatste heeft het EHRM gevuurd op de onverenigbaarheid van de levenslange gevangenisstraf met artikel 3 EVRM. Kortom, de verdachte -en toekomstige (meerderjarige) verdachte- kunnen wat opgeluchter adem halen; levenslang lijkt van de baan te zijn als straf.

[1] https://www.ad.nl/binnenland/14-jarige-jongen-uit-katlijk-bekent-moord-op-ouders~a9293bcb/

[2] EHRM Vinter e.a. tegen het VK

[3] Europees Hof van de Rechten van de Mens 26 april 2016, 10511/10.

[4] Hoge Raad 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1325.

[5] Hoge Raad, 7 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1325

[6] Hoge Raad, 6 juni 2009, NJ 2009/602