Op 5 december 2015 treedt de ‘Wet tegengaan huwelijksdwang’ in werking. Het afgelopen studiejaar heeft Loreen haar masterscriptie over de aanpak van religieuze dwanghuwelijken in Nederland geschreven. Ze heeft onderzocht hoe ver het civiel recht reikt in situaties van religieuze huwelijksdwang en hierbij ook het wetsvoorstel tegengaan huwelijksdwang uitvoerig bekeken. In dit artikel zal ze kort haar onderzoek en de onderzoeksresultaten bespreken. Ben je benieuwd hoe het schrijven van haar scriptie in zijn werk ging? Er komt maandag een interview online waarin ze dit gaat vertellen!

Door Loreen Wilthagen

Inleiding

In Nederland wordt veel waarde gehecht aan het beginsel van individuele vrijheid. Dit grondbeginsel zie je terug op verschillende gebieden, zo ook op het gebied van huwelijken. Onder andere uit artikel 16 lid 2 Universele Verklaringen voor de rechten van de mens volgt dat eenieder zelf moet kunnen beslissen of en met wie hij of zij in het huwelijk treedt. Het is alleen mogelijk om een huwelijk te sluiten wanneer beide partij hier volledig vrijwillig mee instemmen. Huwelijksdwang staat haaks op de Nederlandse normen en waarden. Wanneer een persoon wordt gedwongen om te trouwen, wordt zijn of haar recht op vrijheid ernstig beperkt. Niet alleen deze beperking van vrijheid, maar ook de ernstige gevolgen voor de slachtoffers heeft ervoor gezorgd dat de aanpak van dwanghuwelijken al enige tijd hoog op de politieke agenda staat.[i]

Op dit moment heeft de Nederlandse wetgeving vier mogelijkheden om huwelijksdwang aan te pakken en te voorkomen. Deze betreffen achtereenvolgens mogelijkheden om een huwelijk nietig te verklaren (artikel 1:69 e.v. BW), een huwelijk te stuiten (artikel 1:50 e.v. BW), een huwelijk dat in het buitenland is gesloten niet te erkennen wanneer dit huwelijk niet aan de Nederlandse regels voldoet (artikel 10:27 BW) en tot slot de strafrechtelijke mogelijkheid om een persoon die een ander dwingt een huwelijk aan te gaan, te vervolgen (artikel 284 Wetboek van Strafrecht).

De huidige mogelijkheden om huwelijksdwang aan te pakken, blijken niet voldoende; huwelijksdwang komt nog steeds regelmatig voor in Nederland.[ii] Om deze reden treedt de ‘Wet tegengaan huwelijksdwang’ binnenkort in werking. Deze wet brengt vier wijzigingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek met zich mee om het aantal dwanghuwelijken in Nederland verder tegen te gaan. De bestaande en geplande Nederlandse wetgeving om dwanghuwelijken aan te pakken is gericht op dwang in burgerlijke huwelijken. Wanneer een huwelijk alleen voor een religieuze instantie wordt gesloten, wordt dit huwelijk, op grond van artikel 1:30 lid 2 BW, door de wet niet erkend. Met andere woorden: het huwelijk wordt niet geacht te bestaan. Op dit moment lijkt de Nederlandse staat civielrechtelijk gezien geen mogelijkheden te hebben om een religieus dwanghuwelijk aan te pakken.

Nederland heeft een multiculturele samenleving. Al deze culturen hebben hun eigen normen, waarden en gewoontes, ook op het gebied van huwelijken. Zo willen Moslims in Nederland vaak hun eigen Islamitisch familierecht toepassen bij een huwelijk.[iii] Het kerkelijk huwelijk wordt in Nederland niet als een rechtsgeldig huwelijk gekwalificeerd. Uit artikel 1:68 BW volgt dat er geen godsdienstige plechtigheden mogen plaatsvinden, alvorens er een huwelijk door een ambtenaar van de burgerlijke stand is voltrokken. Dit is zo geregeld omdat de overheid voorafgaande aan een burgerlijk huwelijk, onderzoek doet naar eventuele huwelijksbeletselen. Kerken zijn hiertoe onbevoegd, daar een dergelijk onderzoek door de kerk in strijd zou zijn met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer uit artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.[iv] In veel culturen wordt echter meer belang gehecht aan het religieuze huwelijk.[v] Het komt dan ook voor, alhoewel dat op grond van artikel 449 Wetboek Strafrecht strafbaar is voor een geestelijke, dat bijvoorbeeld Islamitische partners alleen een huwelijk voor de imam sluiten en nooit aan de burgerrechtelijke bekrachtiging voldoen. De man en vrouw zullen vervolgens, alhoewel hun huwelijk niet erkend wordt, leven als echtgenoten. Dit terwijl er niet getoetst is of er sprake is van een of meerdere huwelijksbeletselen.[vi]

Bij het schrijven van mijn scriptie heb ik onderzocht of het civiele recht mogelijkheden biedt om huwelijksdwang binnen religieuze huwelijken aan te pakken of dat er naar oplossingen buiten het civiele recht moet worden gezocht.

Dwanghuwelijken

Naast dwanghuwelijken zijn er ook gearrangeerde huwelijken. Deze huwelijken zijn niet hetzelfde. Bij een gearrangeerd huwelijk zoeken de ouders een geschikte partner voor hun kind. Vervolgens worden de toekomstige partners bij elkaar gebracht en trouwen zij vaak zonder elkaar goed te kennen. Het verschil met huwelijksdwang is dat bij het gearrangeerd huwelijk de ouders leidend zijn in de partnerkeuze, maar dat de uiteindelijke beslissing om te trouwen bij de toekomstige partners ligt.[vii] Er wordt gesproken van een dwanghuwelijk wanneer twee mensen in het huwelijk treden en een van de partijen dit niet op vrijwillige basis doet. Vrijwillige instemming ontbreekt wanneer het huwelijk onder invloed van dwang wordt gesloten of wanneer een van de partijen als gevolg van een verstandelijke handicap niet bekwaam is om zijn of haar wil voor het huwelijk te verklaren.[viii] In mijn scriptie heb ik mij gericht op de eerste situatie; de situatie waarin iemand onder dwang van derden in het huwelijk treedt. Dwang door derden waaronder een huwelijk wordt gesloten, kan fysieke dwang, het dreigen met geweld, seksueel geweld, emotionele of psychische dwang betreffen.[ix] De scheiding tussen dwang en (onschuldige) bemoeienis is niet zwart-wit. Er bestaat een groot grijs gebied. Waar moet de scheidslijn getrokken worden tussen goed bedoelde adviezen van betrokken ouders en het uitoefenen van druk?[x]

Huwelijksdwang komt met name veel voor binnen zogenoemde ‘groepsculturen; culturen waarin eer centraal staat. In dit soort culturen overstijgt het groepsbelang het belang van de individu. Groepsculturen ziet men vooral terug in niet-westerse groepen. Mensen zijn in een dergelijke cultuur in hoge mate afhankelijk van hun familie; tegelijkertijd is de eer van de familie afhankelijk van het gedrag van individuen. Deze familie-eer is iets waaraan iedereen een bijdrage moet leveren. Wanneer een individu deze eer in gevaar brengt, zal de rest van de familie hier op reageren om eerverlies te voorkomen.[xi]

Het is niet eenvoudig om precieze cijfers van het aantal dwanghuwelijken in Nederland te geven. Dit komt ten eerste doordat de meeste dwanghuwelijken buiten Nederland worden gesloten. Ten tweede gaat de problematiek van dwanghuwelijken niet alleen het juridische domein aan, maar ook diverse andere maatschappelijke terreinen en organisaties. De communicatie tussen deze verschillende domeinen en organisaties is niet altijd optimaal, waardoor het niet eenvoudig is precieze cijfers vast te stellen. Ten derde doen slachtoffers vaak geen melding of aangifte, hierbij spelen afhankelijkheid en loyaliteit een grote rol. Ten slotte is het niet eenvoudig een goed te operationaliseren definitie te geven van het begrip ‘dwanghuwelijk’, daar het in zoveel verschillende vormen voorkomt.[xii] Het onderzoeksinstituut Verwey en Jonker heeft in 2014 in samenwerking met de Universiteit van Maastricht en de Femmes for Freedom op basis van een ‘educated guess’ een onder- en bovengrens vastgesteld van 674 en 1914 dwanghuwelijken per jaar.[xiii]

Wet tegengaan Huwelijksdwang

In het regeerakkoord ‘Bruggen Slaan’ uit 2012 hebben de partijen afgesproken dat de controle op zogenoemde schijnhuwelijken wordt aangescherpt, dwanghuwelijken worden gecriminaliseerd en dat er meer maatregelen worden genomen om huwelijksmigratie tegen te gaan. Om deze afspraken ook daadwerkelijk te realiseren, treedt op 5 december 2015 de Wet tegengaan Huwelijksdwang in werking. Deze wet brengt een aantal wijzigingen van Boek 1 en 10 van het Burgerlijk Wetboek met zich mee.

Op grond van de huidige wetgeving mogen personen niet met bloedverwanten in de eerste of tweede graad in het huwelijk treden.[xiv] Vanaf 5 december wordt dit huwelijksbeletsel verder aangescherpt; er wordt een extra eis gesteld aan een huwelijk tussen bloedverwanten in de derde of vierde graad. Beide partijen dienen onder ede te verklaren dat zij uit vrije wilsovereenstemming in het huwelijk treden. [xv] Vermoed wordt dat binnen huwelijken waar sprake is van nauwe bloedverwantschap vaker sprake is van dwang. Wanneer de dwang vanuit de omgeving van de familie komt, is het voor de toekomstige echtgenoten extra lastig om hier niet aan toe te geven.[xvi] Naast de aanscherping van het huwelijksbeletsel wordt ook de term ‘openbare orde’ in artikel 10:32 BW nader ingevuld. Er kan geweigerd worden om een huwelijk dat in het buitenland is gesloten te erkennen wanneer dit huwelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde. Wanneer deze term nader wordt ingevuld, wordt er meer gevolg gegeven aan het karakter van het huwelijk dat wij in Nederland erkennen.[xvii]

De derde wijziging betreft de minimumleeftijd om te mogen trouwen. In Nederland moeten toekomstige echtgenoten achttien jaar of ouder zijn om in het huwelijk te kunnen treden. Uit artikel 1:31 BW volgen op dit moment nog twee uitzonderingen op de huwelijksleeftijd. Wanneer de vrouw ouder is dan zestien en zwanger is of net een kind heeft gebaard en zij hiervan een verklaring van een arts kan overleggen, geldt er een uitzondering op de hoofdregel. De andere uitzondering betreft het geval waarin de Minister van Veiligheid en Justitie een ontheffing van de hoofdregel verleent. Met de nieuwe wet worden deze uitzonderingen afgeschaft. De reden hiervoor is dat gesteld wordt dat jongeren in de huidige samenleving een te kwetsbare positie bekleden, waardoor het niet wenselijk is dat minderjarigen in een huwelijk treden en hierdoor meerderjarig worden.[xviii]

Tot slot brengt de nieuwe wet een aanpassing van de nietigverklaring van het huwelijk met zich mee. Het is de bedoeling dat het nietig verklaren van een huwelijk wordt vereenvoudigd door middel van drie wijzigingen. Ten eerste wordt de bevoegdheid om een verzoek tot nietigverklaring in te dienen, verbreed. Op dit moment kunnen alleen de echtgenoten een dergelijk verzoek doen, vanaf 5 december heeft ook het Openbaar Ministerie deze bevoegdheid. In de praktijk blijkt dat slachtoffers van huwelijksdwang zelf niet snel actie ondernemen, daar zij bang zijn voor represailles. In dergelijke gevallen zou het Openbaar Ministerie een verzoek in kunnen dienen wanneer zij weet heeft van de dwanghandelingen die aan het huwelijk vooraf zijn gegaan. Ten twee wordt de eis uit artikel 1:71 BW dat een huwelijk ‘onder onrechtmatige ernstige bedreiging’ moet zijn gesloten, met de invoer van de nieuwe wet versoepeld. Op deze manier kunnen ook lichtere vormen van bedreiging en dwang voldoende basis bieden voor het nietig verklaren van een huwelijk.[xix] De derde wijziging betreft de termijn voor nietigheidsverklaring. Uit artikel 1:71 lid 3 BW volgt dat een getrouwd stel zes maanden de tijd heeft om een verzoek tot nietigheid van het huwelijk in te dienen. Deze termijn wordt met de nieuwe wet verlengd naar drie jaar, zowel voor slachtoffers als voor het Openbaar Ministerie.[xx]

Zoals eerder besproken, bieden de huidige civiele mogelijkheden om huwelijksdwang aan te pakken geen handvaten om ook huwelijksdwang binnen religieuze huwelijken tegen te gaan. Met het invoeren van de nieuwe wet ‘Wet tegengaan huwelijksdwang’ wordt geprobeerd om de aanpak van dwanghuwelijken verder aan te scherpen en het aantal slachtoffers te verminderen. Helaas bieden ook de wijzigingen die deze wet met zich meebrengt geen soelaas bij religieuze huwelijksdwang.

Aanknopingspunten civiel recht

Ondanks het feit dat het een religieus huwelijk niet erkend wordt door de Nederlandse wet, kan het civiel recht, hetzij via een omweg, wel een aanknopingspunt zijn wanneer er sprake is van dwang binnen een religieus huwelijk.

Huwelijksdwang staat in nauwe verbintenis met huwelijkse gevangenschap. Van huwelijkse gevangenschap is sprake wanneer iemand al getrouwd is en dit huwelijk niet durft te beëindigen of daartoe niet in staat is. Veel slachtoffers die gedwongen worden om een huwelijk aan te gaan, voelen deze dwang na de huwelijkssluiting nog steeds zo hevig dat zij zich genoodzaakt voelen het huwelijk tegen hun zin voort te zetten. Zelfs wanneer het slachtoffer wel besluit om het huwelijk te beëindigen, kan huwelijkse gevangenschap blijven voortbestaan. Het betreft de situatie waarin de ontbinding van het religieuze huwelijk wordt tegengehouden of beperkt. Deze beperking kan ontstaan doordat de partner of de autoriteiten, in het land waarin het religieuze huwelijk is gesloten, niet willen meewerken of omdat degene die het huwelijk wenst te beëindigen niet over genoeg (financiële) middelen en kennis beschikt om de scheiding te realiseren.[xxi] De wetgever is van mening dat de wetgeving in Nederland op dit moment voldoende mogelijkheden biedt om huwelijkse gevangenschap aan te pakken.[xxii] Daar huwelijksdwang en huwelijkse gevangenschap zo nauw met elkaar in verband staan, heb ik in mijn scriptie deze civiele mogelijkheden bekeken. Mogelijk biedt deze aanpak ook handvaten voor slachtoffers van huwelijksdwang. In recente jurisprudentie hebben verschillende rechtsprekende instanties zich gebogen over het vraagstuk of een persoon bevolen kan worden om mee te werken aan het beëindigen van een religieus huwelijk. In een arrest uit 1989 werd bepaald dat iemand op basis van een rechterlijke uitspraak gedwongen kan worden om medewerking te verlenen aan een islamitische echtscheiding.[xxiii] De jaren na dit arrest zijn er enkele uitspraken gedaan in zaken waar een dergelijke rechterlijke uitspraak door iemand werd verzocht. Een dergelijke zaak speelde in 2011.[xxiv] Het ging hier om een vrouw die de rechter vroeg haar man te dwingen om mee te werken aan een religieuze echtscheiding. Zij voerde aan dat zij in haar vrijheid beperkt werd zolang het religieuze huwelijk in stand zou blijven. De vrouw liep de kans om vervolgd te worden op grond van het Islamitische strafrecht wanneer zij met een andere man in een relatie zou treden. In deze zaak was er sprake van een burgerlijke echtscheiding, maar weigerde de man om mee te werken aan een religieuze scheiding. De voorzieningenrechter stelde dat de man door deze weigering in strijd handelde met ongeschreven recht; in het maatschappelijk verkeer wordt er van hem verlangd dat hij in een dergelijke situatie medewerking verleent. Door zijn gedragingen maakte de man zich schuldig aan het gevangen houden van zijn (ex)-vrouw in het religieuze huwelijk en werd hij uiteindelijk verplicht om mee te werken aan het ontbinden.[xxv] Om dit te bewerkstelligen werd de man een dwangsom opgelegd.[xxvi] Dit was niet de eerste keer dat er een dwangsom met dit doel werd opgelegd. Begin jaren tachtig werd door de Hoge Raad een arrest gewezen met als onderwerp huwelijkse gevangenschap. Het ging in deze zaak om zowel een burgerlijk als een kerkelijk huwelijk. De vrouw wilde het burgerlijke huwelijk laten ontbinden en wilde haar man via de rechter dwingen om ook mee te werken aan een kerkelijke scheiding. De Hoge Raad bepaalde dat het gebrek aan medewerking door de man onrechtmatig was jegens de vrouw daar de zorgvuldigheidsnorm onteerd werd. De man kreeg dan ook, net als in het eerder besproken arrest, een dwangsom opgelegd.[xxvii]

Voormalig staatssecretaris Teeven heeft bevestigd dat de rechter de mogelijkheid heeft om te bepalen dat een persoon onrechtmatig handelt wanneer hij of zij weigert om medewerking te verlenen aan het ontbinden van het huwelijk in het land waar dat huwelijk is gesloten. Wel heeft Teeven benadrukt dat dit geen ambtshalve taak is van de Nederlandse rechter, want het slachtoffer zal zelf een verzoek moeten indienen bij de rechter.[xxviii] In 2005 is er door de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (hierna: ACVZ), een commissie die zowel de Minister van Justitie als het Parlement van adviezen voorziet, onderzoek gedaan naar dwanghuwelijken en vervolgens een advies opgesteld over preventie, correctieve en repressieve maatregelen ter voorkoming van huwelijksdwang.[xxix] Volgens het ACVZ kan er zelfs een vordering tot onrechtmatige daad worden ingesteld wanneer het uiteindelijk niet tot een huwelijk heeft geleid. Bij huwelijksdwang wordt aan alle eisen voor een onrechtmatige daad voldaan (artikel 6:162 BW). Desondanks zijn er tot op heden geen gevallen bekend waarin een dergelijke vordering werd ingediend door een slachtoffer van huwelijksdwang. Dit terwijl het aanmerken van een dwanghuwelijk als een onrechtmatige daad, eventueel met behulp van het opleggen van een dwangsom, een einde zou kunnen maken aan de situatie. Net als bij het dwingen van een persoon om mee te werken aan het beëindigen van een huwelijk, is de mogelijkheid van de onrechtmatige daad in combinatie met een dwangsom niet ondenkbaar. Teeven stelde dat de mogelijkheid tot het afdwingen van medewerking bij de ontbinding nog onvoldoende bekend is bij de Nederlandse Orde van Advocaten.[xxx] Zolang het bij advocaten nog niet bekend genoeg is dat deze mogelijkheid tot ontbinding bestaat, kunnen we niet verwachten dat onwetende slachtoffers een dergelijk verzoek zullen doen.

Op dit moment kunnen religieuze huwelijksdwang-slachtoffers hulp zoeken binnen het strafrecht. Zij kunnen aangifte doen van dwang, waarna de daders, mits de dwang voldoende is aangetoond, op grond van artikel 284 kunnen worden veroordeeld tot maximaal twee jaar gevangenisstraf. Uit onderzoek is gebleken dat slachtoffers vooral willen dat aan de situatie een einde komt en niet zozeer dat de daders gestraft worden, want de daders komen meestal uit de familiaire sfeer, waardoor het een loyaliteitskwestie wordt. Ik ben dan ook van mening dat de mogelijkheid van een dwangsom die het civiele recht biedt, van grote toegevoegde waarde kan zijn en dat deze mogelijkheid meer onder de aandacht moet worden gebracht. De drempel voor het slachtoffer om hulp te zoeken, wordt op deze manier mogelijk minder hoog.

Niet-civielrechtelijke alternatieven

Het civiele recht kan middels de onrechtmatige daad in combinatie met een dwangsom mogelijkheden bieden bij gevallen van religieuze huwelijksdwang. Ook buiten het civiel recht zijn er mogelijkheden denkbaar.

Een van deze mogelijkheden betreft het inzetten van geestelijke leiders, bijvoorbeeld de imam of pandit, bij de aanpak van religieuze huwelijksdwang. De wetgeving van de Islam, de Sharia, keurt dwanghuwelijken af en kan daarom een grond bieden inzake de aanpak van dergelijke huwelijken. Op grond van de Islam is een religieus huwelijk alleen geldig wanneer beide partijen vrijwillig in het huwelijk treden. De imam kan op twee manieren een rol spelen in de aanpak van religieuze dwanghuwelijken. Ten eerste kan de imam een preventieve taak uitvoeren door de problematiek van huwelijksdwang bespreekbaar te maken in de moskee. Op deze manier worden meer mensen bekend met het probleem en weten mensen hoe ze het kunnen herkennen en hoe het te voorkomen is. Ten tweede lijkt de imam de aangewezen persoon, vanwege zijn hoge aanzien binnen de Islam, om als bemiddelaar op te treden wanneer ouders hun kind willen dwingen om met een bepaald persoon in het huwelijk te treden.[xxxi] Geestelijken kunnen een rol spelen bij het informeren en voorlichten van mensen over de problematiek van huwelijksdwang. Op dit moment heeft de Nederlandse staat nog een ambivalente houding jegens deze geestelijken, terwijl zij juist goede hulp zouden kunnen bieden. Geestelijken staan dicht bij de personen die een religieus huwelijk aangaan en worden zeer gerespecteerd. Zij bevinden zich dan ook in een ideale positie om uitspraken te doen over dit soort tradities.

Ook het aanscherpen van de voorlichting en het verschaffen van informatie is een belangrijk aandachtspunt in de aanpak van religieuze dwanghuwelijken. In Nederland worden door diverse organisaties voorlichtingen en campagnes gehouden om mensen bewust te maken van de problematiek van huwelijksdwang. Onder andere Movisie, Femmes for Freedom en FIER Fryslân zetten zich hier voor in. Binnen hun campagnes vallen twee dingen op. Zo zijn de campagnes overwegend gericht op preventie en niet zozeer op de aanpak als een slachtoffer zich al in een huwelijk bevindt. Er moet meer aandacht komen voor de slachtoffers die er nu al zijn (en die er ook in de toekomst onvermijdelijk nog zullen komen). Door middel van informeren en voorlichten moeten mensen ook bewust worden gemaakt van de civiele mogelijkheid die zij op dit moment hebben wanneer er dwang op hen wordt uitgeoefend om een huwelijk aan te gaan of wanneer de huwelijkssluiting onder dwang al heeft plaatsgevonden. Op dit moment wordt een slachtoffer of een getuige van huwelijksdwang die hulp zoekt naar meerdere instanties verwezen. Het is voor slachtoffers van huwelijksdwang niet eenvoudig om hulp te vragen. Vaak gaat het om een afhankelijkheidsrelatie en bevinden slachtoffers zich in een kwetsbare positie.

Tot slot heb ik de mogelijkheid onderzocht om de strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang aan te scherpen om zo ook gevallen van huwelijksdwang binnen religieuze huwelijken te kunnen aanpakken. Gedacht wordt dat het strafrecht een preventieve werking kan hebben ten opzichte van huwelijksdwang.[xxxii] Movisie erkent de preventieve werking van het strafrecht, maar stelt ook dat deze werking niet overschat moet worden. Volgens Movisie is het van belang om een goede afweging te maken tussen de civiele en de strafrechtelijke aanpak.[xxxiii] Is het strafrecht dan mogelijk toch een betere basis voor de aanpak van huwelijksdwang dan het civiele recht? Dat valt te betwijfelen. Er is weinig jurisprudentie te vinden over dit onderwerp; dit hangt mogelijk samen met het feit dat de bewijslast erg hoog is. Het is voor de meeste slachtoffers niet makkelijk om aangifte te doen van dwang. Indien een slachtoffer deze stap wel durft te nemen, is de kans alsnog vrij klein dat de dader vervolgd kan worden, daar het niet eenvoudig is om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van dwang.[xxxiv] Een tweede struikelpunt van de strafrechtelijke aanpak betreft de vraag hoe groot de kans is dat slachtoffers van huwelijksdwang aangifte doen wanneer het gevolg hiervan is dat de dader strafrechtelijke vervolgd zal worden. In veel gevallen zijn de personen die hen dwingen een huwelijk aan te gaan, familieleden. Is het echt denkbaar dat de slachtoffers willen dat deze personen gestraft worden?[xxxv] Vaak geven de slachtoffers toe aan de dwang omdat zij hun familie niet tot schande willen zijn. Ook speelt de afhankelijkheidsrelatie een grote rol: wanneer een huwelijk wordt afgeslagen, neemt vaak de gehele familie afstand van het slachtoffer.[xxxvi] In mijn visie is de kans dan ook heel gering of zelfs niet aanwezig dat een familie wel begripvol zal reageren wanneer een slachtoffer aangifte doet en een familielid vervolgens in de gevangenis terecht komt. Als de loyaliteit jegens hun naasten de reden is dat de slachtoffers zich tot een huwelijk laten dwingen, dan zullen slachtoffers ook niet snel gebruik maken van het strafrecht om uit de benarde situatie te ontsnappen.

Het is goed dat de problematiek van huwelijksdwang zo hoog op de politieke agenda staat en dat de regels rondom het huwelijk vanaf 5 december 2015 verder worden aangescherpt om huwelijksdwang verder terug te dringen. De nieuwe wet is een stap in de goede richting, maar het eindpunt is nog niet bereikt; het recht zal zich moeten blijven ontwikkelen. De huidige wetgeving en de geplande aanpassingen focussen zich op dwang binnen burgerlijke huwelijken, daar de Nederlandse wet het religieuze huwelijk niet erkent. Maar in deze tijden, waarin Nederland steeds meer multicultureel wordt, kunnen we de ogen niet sluiten voor religieuze tradities. De focus dient ook te worden gericht op het aanpakken van huwelijksdwang binnen religieuze huwelijken. Slachtoffers van huwelijksdwang ervaren dezelfde schrijnende gevolgen, ongeacht of het een huwelijk betreft dat door de wet wordt erkend of niet. Het vooropstaande beginsel van individuele vrijheid geldt voor elk individu in Nederland. Het is daarom van groot belang dat ook huwelijksdwang binnen religieuze huwelijken in de belangstelling komt te staan en dat ook aan deze slachtoffers een helpende hand wordt geboden.[xxxvii]

___________________________________________________________________________

[i] ‘Plan van aanpak preventie van huwelijksdwang’, Brief van Minister Leers, 3 juli 2012.

[ii] E. Smits van Waesberghe, Zo zijn we niet getrouwd. Een onderzoek naar omvang en aard van huwelijksdwang, achterlating en huwelijkse gevangenschap, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2014, p. 9.

[iii] M. Berger, ‘Sharia in Nederland is vaak keurig Nederlands’, AA 2007, p. 506-510.

[iv] P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse persoon- en familierecht, Deventer: Kluwer 2014, p. 110-111.

[v] A. Cornelisssens, A. Kuppens & H. Ferwerda, Huwelijksdwang: een verbintenis voor het leven?, Den Haag: WODC 2009, p. 29.

[vi] M. Berger, ‘Sharia in Nederland is vaak keurig Nederlands’, AA 2007, p. 506-510.

[vii] Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Waarden, normen en de last van het gedrag, Amsterdam: Amsterdam University Press 2003, p. 187.

[viii] <https://www.gov.uk/forced-marriage>

[ix] <https://www.gov.uk/forced-marriage>

[x] M. de Boer & S. Amajoud, Huwelijksdwang in Noord-Holland. Een quickscan, Amsterdam: ABC Kenniscentrum 2010, p. 7.

[xi] A. Cornelisssens, A. Kuppens & H. Ferwerda, Huwelijksdwang: een verbintenis voor het leven?, Den Haag: WODC 2009, p. 23-24.

[xii] A. Cornelisssens, A. Kuppens & H. Ferwerda, Huwelijksdwang: een verbintenis voor het leven?, Den Haag: WODC 2009, p. 9-12.

[xiii] E. Smits van Waesberghe, Zo zijn we niet getrouwd. Een onderzoek naar omvang en aard van huwelijksdwang, achterlating en huwelijkse gevangenschap, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2014, p. 9.

[xiv] Dit volgt uit artikel 1:41 BW.

[xv] Kamerstukken II, 2012-13, 33 488, 3, p. 8 (MvT).

[xvi] M. de Koning & E. Bartels, Over het huwelijk gesproken: partnerkeuze en gedwongen huwelijken bij Marokkaanse, Turkse en Hindoestaanse Nederlanders, Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken: Den Haag 2005.

[xvii] Kamerstukken II, 2012-13, 33 488, 3, p. 1 (MvT).

[xviii] Kamerstukken II, 2012-13, 33 488, 3, p.7 (MvT).

[xix] Kamerstukken II, 2012-13, 33 488, 3, p. 4-6 (MvT).

[xx] Kamerstukken II, 2012-13, 33 488, 3, p. 20 (MvT).

[xxi] E. Smits van Waesberghe, Zo zijn we niet getrouwd. Een onderzoek naar omvang en aard van huwelijksdwang, achterlating en huwelijkse gevangenschap, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut 2014, p. 14.

[xxii] Rb. Amsterdam (Vzr.) 2 april 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:1644.

[xxiii] HR 10 november 1989, NJ 1990/112.

[xxiv] Rb. Rotterdam (Vzr.) 8 december 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BP8396.

[xxv] Rb. Rotterdam (Vzr.) 8 december 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BP8396, r.o. 4.

[xxvi] Rb. Rotterdam (Vzr.) 8 december 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BP8396, r.o. 5.

[xxvii] N.D. Spalter, ‘Gevangen in het huwelijk’, FJR 2007/15, p. 38 e.v.

[xxviii] Handelingen II 2013/14, 65, item 4, p. 9 e.v.

[xxix] Tot het huwelijk gedwongen. Een advies over preventie, correctieve en repressieve maatregelen ter voorkoming van huwelijksdwang, Den Haag: Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken 2005.

[xxx] Handelingen II 2013/14, 65, item 4, p. 9 e.v.

[xxxi] M. de Koning & E. Bartels, Over het huwelijk gesproken: partnerkeuze en gedwongen huwelijken bij Marokkaanse, Turkse en Hindoestaanse Nederlanders, Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken: Den Haag 2005, p. 116.

[xxxii] Laatstelijk gewijzigd bij Wet van 7 maart 2013, STB, 2013, 95 (Verruiming strafrechtelijke aanpak huwelijksdwang).

[xxxiii] Advies Movisie als bijlage bij Kamerstukken II 2012/13, 33 488, 3 (MvT).

[xxxiv] A. Cornelisssens, A. Kuppens & H. Ferwerda, Huwelijksdwang: een verbintenis voor het leven?, Den Haag: WODC 2009, p. 60.

[xxxv] E. Ratia & A. Walter, Internationale verkenning gedwongen huwelijken, Den Haag: WODC 2009, p. 30.

[xxxvi] Eindrapportage Verkennersgroep: versterking aanpak huwelijksdwang en achterlating, bijlage bij Kamerbrief ‘Aanpak huwelijksdwang en achterlating’, Den Haag 7 juni 2013, p. 1-2.

[xxxvii] Dit artikel is gebaseerd op mijn masterscriptie L. Wilthagen, De aanpak van religieuze huwelijksdwang. Hoe ver reikt het civiel recht? (masterscriptie Tilburg University), 2015.