Eind 2014 publiceerden de Tweede Kamerleden de heer Segers van de ChristenUnie, mevrouw Rebel van de PvdA en mevrouw Kooiman van de SP een initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht. Het wetsvoorstel strekt tot strafbaarstelling van degene die seksuele handelingen verricht met een prostitué(e) terwijl hij of zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die prositué(e) een slachtoffer van mensenhandel is. De initiatiefnemers willen met het wetsvoorstel een nieuw wapen introduceren in de strijd tegen gedwongen prostitutie en mensenhandel.

In Nederland is mensenhandel strafbaar gesteld in art. 273f Sr. Gedwongen prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting is een vorm van mensenhandel. Dit betreft het (onder dwang) brengen en houden van mensen voor prostitutiedoeleinden en uitbuiting van seksuele handelingen. Gedwongen prostitutie kan zowel binnen als over de landsgrenzen plaatsvinden. Er wordt in dit verband ook vaak over vrouwenhandel gesproken, omdat in de praktijk vaak vrouwen slachtoffer worden van gedwongen prostitutie.[i]

Onder het huidige strafrecht is het uitbuiten van personen die tegen betaling seksuele handelingen verrichten dus expliciet strafbaar. De klanten van prostitués die uitgebuit worden vallen echter (meestal) niet onder deze strafbaarstelling. De initiatiefnemers van onderhavig wetsvoorstel willen daar verandering in brengen. Het wetsvoorstel leidt tot strafbaarstelling van degene die seksuele handelingen verricht met een prostitué(e) terwijl hij of zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de prostitué(e) daartoe is gedwongen of bewogen, dat wil zeggen een slachtoffer van mensenhandel is.

In het Wetboek van Strafrecht wordt na artikel 273f een artikel ingevoegd, luidende:

            Artikel 273g

Hij die seksuele handelingen verricht met een ander, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich onder de in artikel 273f, eerste lid, onder 1°, bedoelde omstandigheden beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

 

Met deze strafbaarstelling wordt bepaald gedrag gecriminaliseerd. De Tweede Kamerleden menen dat een klant, die weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een prostitué(e) slachtoffer is van mensenhandel en desondanks gebruik maakt van diens seksuele diensten bijdraagt aan de instandhouding van een netwerk van uitbuiting en mensenhandel. Zij achten het laakbaar dat deze gedraging momenteel niet strafbaar is.[ii]

Het wetsvoorstel is niet vrij van kritiek. Zo schrijft de Raad van de Rechtspraak in haar advies van 19 februari 2015 dat de formulering ‘redelijkerwijs moet vermoeden’ onduidelijk is.

Onder mensenhandel valt bijvoorbeeld uitbuiting door misbruik van een kwetsbare positie. Het is voor een klant ten eerste lastig om op de hoogte te geraken van een dergelijke kwetsbare positie en het misbruik daarvan door een pooier. Bovendien kan dit leiden tot ingewikkelde bewijskwesties.[iii]

__________________________________________________________________________

[i] Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen, Mensenhandel, eerste rapportage van de Nationaal rapporteur, Den Haag 2002, p 34.

[ii] MvT, Kamerstukken II, 2014/15, 34091 nr. 3.

[iii] C.H.W.M. Sterk, ‘Advies initiatiefwetgeving strafbaarstelling misbruikprostitué(e)s die slachtoffer zijn van mensenhandel’, Raad voor de Rechtspraak 19 februari 2015.