Edin Husagic

Begin oktober kwam op Facebook een ‘post’ langs waarin de redactie van het programma Spuiten en Slikken van de omroep BNN aandacht vroeg voor hun petitie met de naam ‘Eén pil te veel maakt geen crimineel’. Dit burgerinitiatief is in een uitzending van hetzelfde programma aangekondigd naar aanleiding van aanhoudingen op grond van overtreding van de Opiumwet vanwege het voor handen hebben van meer dan de gedoogde hoeveelheid (hard)drugs (XTC) op onder andere de editie van Lowlands van afgelopen zomer.[I] In diezelfde uitzending kwamen een strafrechtadvocaat en een Tweede Kamerlid aan het woord over één van de gevolgen van zo’n aanhouding – afgezien van het verkrijgen van een boete uit strafbeschikking –, namelijk het (mogelijk) niet meer verkrijgen van de Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG).[II] Middels de petitie wil de redactie van Spuiten en Slikken naar eigen zeggen afdwingen dat mensen die met een kleine hoeveelheid drugs, bestemd voor eigen gebruik, worden gepakt, niet de VOG mislopen. Het niet verkrijgen van een VOG kan de positie op de arbeidsmarkt verzwakken. Is het nu wel echt zo dat voor een als hierboven genoemde overtreding van de strafwet, het verkrijgen van een VOG voor de jaren daarna automatisch een onmogelijke opgave wordt? Om deze vraag te beantwoorden, zal in dit stuk worden behandeld wat een VOG is en om welke redenen zo een verklaring al dan niet wordt verstrekt, zullen de ontwikkelingen omtrent de VOG worden besproken en zal gekeken worden of op basis van cijfers en (juridische) feiten het burgerinitiatief van de redactie van Spuiten en Slikken iets is waar een (bestaand) probleem eventueel mee opgelost zou kunnen worden.

De VOG

Met een VOG zou een potentiële werknemer, aan een potentiële werkgever aan kunnen tonen dat hij of zij geen strafrechtelijk risico vormt tijdens de uitoefening van het dienstverband. Het gaat dus om bewijs van integriteit, een bewijs dat een al dan niet bestaande strafrechtelijke achtergrond, niet een integere uitoefening van een bepaald beroep verhindert. Als student of afgestudeerde zijnde, is de kans groot dat voor een stage of vaste dienstbetrekking een VOG aangevraagd zal moeten worden. Bovenstaande problematiek is dus ook voor deze groepen van belang.

De VOG-verkrijging

De VOG staat omschreven in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg). Een VOG is een verklaring die verkregen wordt van de minister van Justitie en Veiligheid, waaruit blijkt dat uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de aanvrager van de VOG, die zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon kan zijn, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.[III] Bij de beoordeling wordt het belang van de aanvrager afgewogen tegen het belang van het verminderen van risico’s voor de samenleving die verband houden met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd. Uit de wetstekst volgt dan ook logischerwijs dat wanneer een VOG niet wordt afgegeven, er wel zulke bezwaren tegen de aanvrager bestaan. Zoals hierboven al gezegd, is het vaak een werkgever die aan een potentiële werknemer verzoekt een VOG te overleggen. Voor sommige functies is dit zelfs bij wet verplicht, denk hierbij bijvoorbeeld aan een taxichauffeur of een dienstbetrekking met een particuliere [IV]beveiligingsorganisatie.[V] De VOG speelt ook buiten de arbeidssfeer, zoals bij het verkrijgen van een ontheffing op wapenverboden uit de Wet wapens en munitie.[VI]

Hoewel officieel de beslissing omtrent het verkrijgen van een VOG bij de minister van Justitie en Veiligheid ligt, is het de Dienst Justis, afdeling Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: COVOG) die namens de minister de verklaringen afgeeft. De verklaring wordt te allen tijde aan de aanvrager zelf afgegeven, daar het om een beschikking gaat, en kan dus niet aan de oorspronkelijke verzoeker, bijvoorbeeld een werkgever, uitgereikt worden.[VII] Om de beoordeling te kunnen maken, ontvangt het COVOG alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: JDS) – dit gaat over zowel nationale als internationale gegevens – en wanneer een aanvrager niet in het JDS voorkomt, wordt zonder meer een VOG afgegeven.[VIII] Wanneer de aanvrager wel in het JDS voorkomt, dan beoordeelt het COVOG of een VOG alsnog kan worden afgegeven. Er wordt dan gekeken of in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.[IX] Oftewel, er wordt gekeken naar de risico’s voor de samenleving wanneer er in de functie waarvoor de VOG is aangevraagd een herhaling van de strafbare feiten, die in de justitiële documentatie staan vermeld, plaatsvindt. Wanneer dit het geval is, wordt de VOG dus in beginsel geweigerd. Naast de justitiële gegevens kunnen bovendien ook politiegegevens betrokken worden in de beoordeling, maar deze zijn geen zelfstandige weigeringsgronden.[X]

Omdat, zoals eerder gezegd, het afgeven van de VOG gelijkgesteld is aan een beschikking, is daarom ook de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing.[XI] Bij weigering een VOG te verlenen, kan de aanvrager bezwaar maken.[XII] Na een voor de aanvrager negatief besluit op bezwaar kan vervolgens beroep worden ingesteld bij de sector bestuursrecht bij een rechtbank.[XIII] Als laatste strohalm kan de aanvrager, bij wederom een afwijzing, in hoger beroep gaan bij de Afdeling.[XIV]

VOG met antecedenten en enkele statistieken

In 2013 blijken echter 109.325 VOG’s te zijn afgegeven aan personen met justitiële documentatie.[XV] Er bestaat dus wel degelijk de mogelijkheid om een VOG te krijgen met justitiële antecedenten. Er wordt dan geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG, zwaarder weegt dan het belang van de samenleving op bescherming tegen een herhaling van de in de justitiële documenten opgenomen strafbare feiten in de uit te oefenen functie waarvoor de VOG is aangevraagd.[XVI] Of dat zo is, wordt beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop en de hoeveelheid antecedenten.[XVII] Zo oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld in het Tongzoen II-arrest, waarin het ging om de vraag of een ongewild gegeven tongzoen al dan niet aangemerkt zou moeten worden als verkrachting in de zin van art. 242 Sr, dat de vermelding van ‘’verkrachting’’ op het strafblad van een veroordeelde vele malen ernstigere maatschappelijke gevolgen heeft dan de vermelding van een minder zwaar beladen benaming, hetgeen een ongewild gegeven tongzoen ook zou moeten kunnen dekken.[XVIII] Hiermee lijkt de Hoge Raad aan te geven dat bij een gerechtelijke uitspraak ook – in gevallen waarin een veroordeling dusdanige disproportionele gevolgen voor de afgifte van een VOG zou kunnen hebben – rekening dient te worden gehouden met de toekomstige afgifte van een VOG aan de veroordeelde. Dit sluit bovendien ook aan bij uitspraken van de Afdeling bestuursrechtszaken van de Raad van State (hierna: de Afdeling), die oordeelde dat bij de beoordeling omtrent de afgifte van een VOG niet slechts uit de duur van de detentie de ernst van zedendelicten kon worden afgeleid, maar dat er meer informatie over de strafzaak bij het Openbaar Ministerie diende te worden opgevraagd.[XIX]

Uit gegevens van het COVOG blijkt verder dat sinds 2010 jaarlijks het aantal VOG-aanvragen is gestegen, met een hoge stijging in 2013 ten opzichte van het jaar ervoor.[XX] Dit betekent dat aan de potentiele werknemer door zijn potentiele werkgever waarschijnlijk vaker is verzocht een VOG aan te leveren. Aan de andere kant is het weigeringspercentage afgenomen, van 0.81% van de aanvragen in 2010 naar 0.56% in 2013. De aantal afgegeven VOG’s met antecedenten is in 2013 hoger dan ooit, wat niet verwonderlijk is daar de aanvraag natuurlijk ook hoger is dan ooit, maar ter vergelijking: in 2010 en 2011 is de afgifte van VOG’s met antecedenten ongeveer gelijk, terwijl de aanvraag in 2011 hoger is. De redactie van Spuiten en Slikken start dus een petitie in een tijd dat het aantal aanvragen weliswaar toeneemt, omdat er meer om een VOG wordt gevraagd, maar tegelijkertijd dus ook in een tijd waarin blijkbaar de afgifte van een VOG bij antecedenten procentueel minder vaak wordt geweigerd.

Veranderingen omtrent de VOG

In januari van dit jaar kondigde Fred Teeven, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in een brief aan de Tweede Kamer aan, dat hij voornemens was een wetswijziging voor het zomerreces van 2014 in consultatie te brengen omrent de weigering van de afgifte van een VOG op grond van enkel politiegegevens.[XXI] De staatssecretaris wordt naar eigen zeggen in de praktijk geconfronteerd met gevallen waarbij hij, gelet op de aanwezige politiegegevens, afgifte van de VOG zou willen weigeren, maar waar de wet vanwege het ontbreken van justitiële gegevens in het JDS hem ertoe dwingt een VOG af te geven. Om in deze gevallen op adequate wijze te kunnen handelen, is het volgens de staatssecretaris dan ook noodzakelijk dat de afgifte van de VOG in bepaalde gevallen ook geweigerd kan worden op basis van relevante politiegegevens, dus zonder justitiële gegevens uit het JDS. Op grond van de Wsjg, die voor Dienst Justis de wettelijke kaders biedt voor hun onderzoek naar de afgifte naar de VOG, is het namelijk momenteel zo dat een VOG alleen kan worden geweigerd indien een justitieel gegeven van de aanvrager in het JDS is gemeld, en niet slechts op basis van het bestaan van politiegegevens. Vanwege het ontbreken van die wettelijke grondslag is volgens Teeven wijziging van de Wjsg nodig.[XXII] Misschien dat hieruit dan ook het burgerinitiatief van de redactie van Spuiten en Slikken is te verklaren. In de toekomst kan de VOG immers mogelijk niet alleen op basis van lichtere gronden worden geweigerd, maar wordt er ook strenger gekeken naar reeds bestaande toetsingsgronden. De staatssecretaris, die zoals ook uit deze voorgestelde wetswijziging blijkt, risico’s – behalve uiteraard het inbrekersrisico – zoveel mogelijk probeert te beperken, in dit geval het risico op recidive ten tijde van een nieuw dienstverband dat verband houdt met het dienstverband, gaat echter wel tegen de oordelen van de Hoge Raad en de Afdeling in, die blijkens uitspraken juist een ‘vollere’ toetsing, met meer gegevens in plaats van met minder, omtrent de verlening van de VOG lijken voor te staan.[XXIII]

Conclusie

De VOG blijkt uit gegevens van het COVOG steeds vaker aangevraagd te worden. De reden hiervoor is dat waarschijnlijk steeds meer werkgevers er een vragen of dat voor steeds meer beroepen een VOG verplicht wordt of een combinatie van die twee. Verder blijkt ook dat een VOG-aanvraag procentueel minder geweigerd wordt dan voorgaande jaren. Bij het ontbreken van justitiële gegevens bij het JDS wordt een VOG in beginsel altijd afgegeven. Bij het aanwezig zijn van justitiële gegevens bij het JDS hoeft het allerminst te betekenen dat een VOG-aanvraag geweigerd wordt, er wordt immers een afweging gemaakt tussen de inhoud van de justitiële gegevens en de risico’s voor de samenleving in het kader van het doel van de aanvraag. Er wordt specifiek gekeken naar de omstandigheden van het geval, een lijn die ook te ontdekken is in de jurisprudentie van de Hoge Raad en de Afdeling. Het is dus niet zo dat het hebben van een strafblad automatisch betekent dat het verkrijgen van een VOG een onmogelijkheid wordt. Dienst Justis moet volgens de wet kijken naar de ernst van het delict en naar de functie waar de VOG voor wordt aangevraagd en dat afzetten tegen de risico’s die voor de maatschappij ontstaan bij herhaling van het delict tijdens de duur van het dienstverband. In de uitzending van Spuiten en Slikken werd gezegd dat de gepakte festivalgangers de keus werd gegeven: óf lang op een advocaat wachten – wat feitelijk inhield dat ze een groot dan wel het hele gedeelte van het feest, waar al voor betaald is, zouden moeten missen –, óf ter plaatse de drugs inleveren en de geldboete uit hoofde van de uitgevaardigde strafbeschikking betalen, waarna ze wel hun weg kunnen vervolgen in het feestgedruis maar in de toekomst kunnen fluiten naar het verkrijgen van een VOG. Dit geschetste beeld lijkt niet overeen te komen met de realiteit en de wettelijke toetsingscriteria, behoudens dan de relevantie van het delict ten opzichte van het geambieerde beroep en overige justitiële gegevens. Op zichzelf is het ook niet verwonderlijk dat het risico in dit geval bij de overtreder ligt, waar het ook zou moeten liggen, daar hij immers willens en wetens een strafwet overtreedt en een misdrijf pleegt. Er kan dus getwijfeld worden of het burgerinitiatief van het BNN programma een bestaand probleem aankaart, of dat het slechts een poging is om hun eigen doelgroep te prikkelen.



[I] Het aanwezig hebben van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I (3,4-methyleendioxymethamfetaime (MDMA), de werkende stof in XTC, staat op die lijst) is strafbaar gesteld in art. 2 onder C Opiumwet. Wanneer opzettelijk in strijd wordt gehandeld met het in art. 2 onder C Opiumwet gegeven verbod, levert dit op grond van art. 13, tweede lid Opiumwet een misdrijf op en staat er een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren op of een geldboete van de vijfde categorie op grond van art. 10, derde lid Opiumwet.

[II]Spuiten en Slikken’, BNN NPO 3, 28 september 2014.

[III] Art. 28 Wjsg.

[IV]

[V] Zie hiervoor bijvoorbeeld de CAO Taxivervoer, bepaling 1.10.12 waar de kosten van de VOG voor de werkgever komen. Zie ook de factscheet van Dienst Justis, http://jaarverslag.justis.nl/factsheet_pber.html voor de betrekking met een particuliere beveiligingsorganisatie.

[VI] Zie hiervoor de factsheet van Dienst Justis, http://jaarverslag.justis.nl/factsheet_wwem.html voor de ontheffing van de wapenverboden.

[VII] Art. 29 Wjsg.

[VIII] P. Schuyt & L. Schoutsen, ‘De VOG: integriteitsverklaring ten behoeve van schijnzekerheid’, AA 2014, afl. 9, p. 630 (hierna: Schuyt & Schoutsen 2014).

[IX] Art. 35 lid 1 Wjsg.

[X] Art. 36 lid 1 Wjsg.

[XI] Art. 29 Wjsg jo. art. 1:3 lid 2 Awb.

[XII] Art. 6:4 Awb.

[XIII] Art. 8:1 Awb.

[XIV] Art. 8:105 Awb.

[XV] Factsheet van Dienst Justis, http://jaarverslag.justis.nl/factsheet_vog.html.

[XVI] Schuyt & Schoutsen 2014, p. 630.

[XVII] Beleidsregels VOG NP-RP 2013, § 3,Stcrt. 2013, 5409.

[XVIII] HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1431, r.o. 2.6. (Tongzoen II).

[XIX] ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2331.

[XX] Zie voor deze en nog meer cijfer de factsheet van Dienst Justis, http://jaarverslag.just.nl/factsheet_vog.html.

[XXI] Kamerstukken II 2013/2014, 33750, VI,99.

[XXII] Kamerstukken II 2013/2014, 33750, VI,99, p. 1-2.

[XXIII] Schuyt & Schoutsen 2014, p. 629.